Staatssecretaris geeft nader inzicht in zijn fiscale toekomstplannen

17 april 2024
Staatssecretaris geeft nader inzicht in zijn fiscale toekomstplannen

Op 16 april 2024 heeft de staatssecretaris van Financiën een Kamerbrief en de Fiscale Beleids- en Uitvoeringsagenda naar de Tweede Kamer gestuurd. De staatssecretaris geeft daarin onder meer op hoofdlijnen inzage in de inhoud van het aankomende pakket Belastingplan 2025. Wij gaan in op de belangrijkste fiscale onderdelen.  

Vennootschapsbelasting

Samenloop verliesverrekening en kwijtscheldingswinstvrijstelling

Sinds 2022 geldt in de vennootschapsbelasting dat winsten boven de € 1 miljoen nog maar voor de helft beschikbaar zijn voor verliesverrekening (zie onze berichtgeving van 1 juni 2021). In bepaalde gevallen leidt deze getemporiseerde verliesverrekening tot belemmeringen bij de sanering van verlieslijdende lichamen, omdat deze lichamen daardoor – ondanks de zogeheten kwijtscheldingswinstvrijstelling – worden geconfronteerd met belastingheffing over de kwijtschelding(swinst). In het pakket Belastingplan 2025 zal een aanpassing van de kwijtscheldingswinstvrijstelling worden voorgesteld die deze belemmeringen beoogt weg te nemen.

Onderworpenheidstoetsen in de Wet Vpb 1969

In verschillende bepalingen in de Wet Vpb 1969 is een onderworpenheidstoets opgenomen. De vraag is opgekomen of een (bij)heffing uit hoofde van Pijler 2-wetgeving een naar de winst geheven belasting is, en zo ja, of (feitelijk) sprake is van voldoende onderworpenheid. Dit is geanalyseerd. Naar aanleiding van deze analyse zullen in het pakket Belastingplan 2025 aanpassingen worden voorgesteld in de onderworpenheidstoetsen in de vennootschapsbelasting.

Implementatie van de General Anti-Abuse Rule (GAAR) uit de ATAD1-richtlijn

De eerste Anti-Tax Avoidance Directive (ATAD1) uit 2016 legt EU-lidstaten de verplichting op om een algemene antimisbruikbepaling te implementeren, beter bekend als de GAAR (General Anti-Abuse Rule). Nederland heeft de GAAR tot op heden niet in wetgeving omgezet, omdat het ongeschreven leerstuk van fraus legis in wezen een algemene antimisbruikbepaling is. Op verzoek van de Europese Commissie zal Nederland de GAAR uit ATAD1 toch wettelijk verankeren in de Wet Vpb 1969. Benadrukt wordt dat geen materiële wijziging wordt beoogd ten opzichte van de toepassing van fraus legis.

Earningsstrippingmaatregel (generieke renteaftrekbeperking)

Conform de Voorjaarsnota 2023 wordt in het pakket Belastingplan 2025 een antifragmentatiemaatregel opgenomen in de earningsstrippingmaatregel van artikel 15b Wet Vpb 1969 voor vastgoedlichamen met (aan derden) verhuurd vastgoed. Hierdoor zal in die gevallen de franchise van € 1 miljoen buiten toepassing blijven.

Geen aanpassing artikel 8c Wet Vpb 1969

De afgelopen jaren is door adviescommissies voorgesteld om de bestaande ‘eigenvermogeneis’ voor rente- en royaltydoorstromers als bedoeld in artikel 8c Wet Vpb 1969 aan te passen naar een open norm. Een dergelijke aanpassing leidt tot een budgettaire derving. Vanwege deze budgettaire derving en de demissionaire staat van dit kabinet voorziet het kabinet geen verdere opvolging van de maatregel in het pakket Belastingplan 2025, en laat het besluitvorming over aan een volgend kabinet.

Bronbelasting en dividendbelasting

Nieuw groepsbegrip voor de Wet Bb 2021

Belastingplicht voor de Wet bronbelasting 2021 (Wet Bb 2021) kan pas aan de orde zijn als sprake is van gelieerdheid tussen de betalende entiteit en de ontvangende entiteit. De gelieerdheid tussen entiteiten wordt bepaald door de aanwezigheid van een kwalificerend belang. Een kwalificerend belang kan zelfstandig worden gehouden, maar ook collectief via een zogenoemde samenwerkende groep als bedoeld in artikel 10a lid 6 Wet Vpb 1969. Vanuit de praktijk zijn er signalen opgekomen dat de uitwerking van het begrip ‘samenwerkende groep’ in veel gevallen onduidelijk is. Daarom zal een nieuw eigen groepsbegrip worden voorgesteld voor de Wet Bb 2021 (ter vervanging van het begrip samenwerkende groep).

Inhoudingsvrijstelling

Het pakket Belastingplan 2025 zal ook een voorstel bevatten om de nationale inhoudingsvrijstelling in de dividendbelasting dwingend (imperatief) te maken. Hiermee wordt gegarandeerd dat de aandeelhouder/opbrengstgerechtigde ook succesvol bezwaar kan indienen tegen de inhouding.

Inkomstenbelasting

Verlaging aangrijpingspunt toptarief

Boven op de jaarlijkse indexatie van schijfgrenzen in de Wet IB 2001 wordt het aangrijpingspunt voor het toptarief tot en met 2031 jaarlijks met ongeveer € 1.000 à € 1.100 verhoogd. Het kabinet is voornemens om deze laatste verhoging (die dus boven op de jaarlijkse indexatie komt) te verlagen met € 557, waardoor het toptarief eerder van toepassing zal zijn.  

Verlagen mkb-winstvrijstelling naar 12,03%

Door het Belastingplan 2024 zou de mkb-winstvrijstelling per 1 januari 2025 op 12,7% worden gesteld. Het pakket Belastingplan 2025 zal een maatregel bevatten die de mkb-vrijstelling met ingang van 2025 verder verlaagt naar 12,03%.

Omzetbelasting

Momenteel biedt de btw-regelgeving geen mogelijkheid tot meerjarige herziening van afgetrokken btw op diensten aan onroerende zaken. Voorgesteld wordt om op dit vlak wijzigingen aan te brengen, zie hiervoor onze berichtgeving van 7 maart 2024.

Klimaatmaatregelen

Generieke verhoging tarief Energiebelasting voor grootverbruikers

Voorgesteld zal worden om de tarieven in de derde, vierde en vijfde schijf voor aardgas in de energiebelasting (meer dan 170.000 m3 aardgas per jaar) per 2025 te verhogen met 22,4%. In 2030 wordt het tarief met een extra 2,7% verhoogd.

Aanscherping CO2-heffing industrie

Nederland kent voor de industrie een heffing op CO2-uitstoot. Voorgesteld wordt om per 2028 voor uitstoot boven de 50.000 kiloton (na aftrek van dispensatierechten) een nieuw prijspad te hanteren, oplopend tot € 216 per ton CO2 in 2030 in plaats van
€ 150.

Stand van zaken rondom aandeleninkoop, 30%-regeling en IB-tarieven

In onze berichtgeving van 20 december 2023 vermeldden wij dat de Eerste Kamer tijdens de behandeling van het Pakket Belastingplan 2024 meerdere moties had aangenomen. De moties verzochten het kabinet onder meer om met een economisch minder schadelijk alternatief voorstel te komen voor de (verdere) versobering van de 30%-regeling, en om de aandeleninkoopfaciliteit voor beursvennootschappen in de dividendbelasting niet af te schaffen en daarvoor met alternatieve (dekkings)opties te komen. Daarnaast had de Eerste Kamer ook zorgen over de verhoging van het tarief in box 2 en box 3 (naar respectievelijk 33% en 36%) en de verhoging van de bankenbelasting. De staatssecretaris zei toe om ook voor deze maatregelen met alternatieve (dekkings)opties te komen. Dit heeft hij gedaan in zijn Kamerbrief van 5 april 2024.

30%-regeling

De evaluatie van de 30%-regeling is versneld. De tussenrapportage met voorlopige conclusies verwacht de staatssecretaris op 1 juni 2024 aan de Tweede Kamer aan te bieden. De tussenrapportage bevat alle voornaamste conclusies over de regeling extraterritoriale kosten en de 30%-regeling, en een overzicht van beleidsopties die al in het pakket Belastingplan 2025 binnen de regelingen gevonden kunnen worden.

Aandeleninkoopfaciliteit, IB-tarieven en bankenbelasting

De (tariefs)verhogingen van box 2, box 3 en de bankenbelasting en het afschaffen van de aandeleninkoopfaciliteit dienden onder meer ter dekking van de verhoging van het wettelijk minimumloon. Het wetsvoorstel tot het verhogen van het minimumloon heeft de Eerste Kamer echter op 16 april 2024 verworpen; wat een structurele vrijval aan de uitgavenkant van € 820 miljoen betekent. De Eerste Kamer nam in verband daarmee een motie aan die de regering verzoekt om voor een gelijk bedrag aan belastingverhogingen die bedoeld waren om het wetsvoorstel tot verhoging van het minimumloon te dekken, terug te draaien dan wel niet in te voeren (36488, letter F). Hoewel de staatssecretaris het logisch vindt om deze vrijval te koppelen aan (het terugdraaien van) de aandeleninkoopfaciliteit is het aan het parlement om ter zake een keuze te maken.

De Kamerbrief van 5 april 2024 en de op 16 april 2024 aangenomen motie leiden op hoofdlijnen tot de volgende dekkingsopties per maatregel.

Terugdraaien aandeleninkoopfaciliteit (€ 814 miljoen): afschaffen of versoberen van negatief geëvalueerde btw-regelingen, het tarief Aof-hoog met 0,38%-punt verhogen, het Vpb-opstaptarief met 1,5%-punt verhogen, de schijfgrens voor Vpb-opstaptarief verlagen naar € 125.000, het reguliere Vpb-tarief verhogen met 0,8%-punt of het aanwenden van de budgettaire opbrengst/vrijval van het niet verhogen van het minimumloon.

Terugdraaien verhoging hoge box 2-tarief (€ 220 miljoen): verlagen van de mkb-winstvrijstelling met 1,6%, het lage box 2-tarief verhogen naar 26,5% dan wel gedeeltelijk de budgettaire opbrengst/vrijval van het niet verhogen van het minimumloon aanwenden.

Terugdraaien verhoging tarief box 3 (€ 342 miljoen): het lage eigenwoningforfait verhogen met 0,05%-punt, de schenk- en erfbelastingtarieven over de hele linie met 1,9%-punt verhogen, het heffingsvrij vermogen verlagen naar € 42.193 of gedeeltelijk de budgettaire opbrengst van het niet verhogen van het minimumloon aanwenden.

Verhogen bankenbelasting (€ 150 miljoen): er zijn binnen de fiscaliteit in het winstdomein geen geschikte alternatieven voorhanden om de derving als gevolg van het terugdraaien van dit amendement te compenseren bij dezelfde groep. Wel kan (sinds 16 april 2024 in theorie) een gedeelte van de budgettaire opbrengst/vrijval van het niet verhogen van het minimumloon worden aangewend.

Commentaar KPMG Meijburg & Co

De Fiscale Beleids- en Uitvoeringsagenda geeft inzicht in wat op aankomende Prinsjesdag kan worden verwacht. Complicerende factor is dat het kabinet demissionair is en geen meerderheid heeft in de Tweede, noch in de Eerste Kamer. Het is dus onzeker of de voorstellen de wetgevende eindstreep wel zullen halen. Bovendien valt niet uit te sluiten dat de formerende partijen op termijn een program overeenkomen en een programkabinet vormen. Dit gaat – vanzelfsprekend – gepaard met nieuwe, andere en/of aanvullende fiscale maatregelen. Mocht nog geen program of programkabinet zijn gevormd op Prinsjesdag, dan kunnen wisselende meerderheden in de Tweede of Eerste Kamer fiscale maatregelen tegenhouden, wijzigen, afdwingen of initiëren. Deze onzekerheid zal met name gelden voor de meer controversiële maatregelen of maatregelen met een groter budgettair beslag. Hierbij valt te denken aan de 30%-regeling, het terugdraaien van de tariefsverhogingen in box 2 en box 3 en het terugdraaien van de aandeleninkoopfaciliteit.

© 2024 Meijburg & Co is een Nederlandse maatschap van besloten vennootschappen, staat ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 53753348
en is aangesloten bij de wereldwijde KPMG organisatie van onafhankelijke entiteiten verbonden aan KPMG International Limited, een Engelse private company limited by guarantee.
Alle rechten voorbehouden.