Consultatievoorstel voor aanpassingen in de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten

24 april 2024
Consultatievoorstel voor aanpassingen in de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten

Op 19 april 2024 is het ministerie van Financiën een internetconsultatie gestart voor maatregelen op het gebied van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten, met – voor het merendeel – een beoogde ingangsdatum van 1 januari 2026. Toegang tot de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting (‘BOR’) en de doorschuifregeling in de inkomstenbelasting (‘DSR’) wordt beperkt tot gewone aandelen met een minimaal belang van 5% van het geplaatste kapitaal. Verder worden de bezits- en de voortzettingseis voor de BOR versoepeld en worden maatregelen genomen om onbedoeld gebruik van de BOR tegen te gaan.

De geconsulteerde maatregelen

Bedrijfsopvolgingen worden in de Successiewet fiscaal gefaciliteerd via de BOR (een 100%/83%-vrijstelling) en in de inkomstenbelasting via de DSR (een doorschuifregeling voor het aanmerkelijk belang bij vererving of schenking). De maatregelen die nu ter consultatie voorliggen zullen als het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 onderdeel uitmaken van het pakket Belastingplan 2025. De beoogde ingangsdatum van de maatregelen is 1 januari 2026, tenzij anders vermeld.

  • Voor aanmerkelijkbelanghouders zal de toegang tot bedrijfsopvolgingsfaciliteiten vanaf 1 januari 2026 worden beperkt tot personen met reguliere aandelen met een belang van 5% of meer die volledig meedelen in de winstgerechtigdheid en de liquidatieopbrengst. Deze maatregel kan veel impact hebben. Personen die thans soortaandelen, tracking stocks, preferente aandelen, lidmaatschapsrechten in coöperaties, opties, winstbewijzen of een zogeheten meesleep- of fictief aanmerkelijk belang bezitten, zullen hun positie opnieuw moeten bekijken omdat deze belangen veelal niet meer kwalificeren. De zogenoemde verwateringsregeling blijft wel bestaan.
  • Er wordt voorgesteld om bepaalde knelpunten weg te nemen bij de bezits- en voortzettingseis van de BOR. Nu staan deze eisen bedrijfseconomisch gewenste aanpassingen van de activiteiten of herstructureringen in de weg. Het uitgangspunt wordt vanaf 2026 dat als er geen wijziging in de gerechtigdheid in de onderneming is, er dan ook geen nieuwe bezitstermijn gaat lopen of de voortzettingseis wordt geschonden. Voor wat betreft het drijven van een onderneming tijdens de bezitstermijn voor de schenking of de vererving introduceert het (demissionaire) kabinet een versoepeling in gevallen waarin de onderneming wordt gestaakt door overheidsingrijpen. Als binnen drie jaar wordt geherinvesteerd in een nieuwe onderneming, zal de bezitstermijn niet worden onderbroken. Dit is overeenkomstig de faciliteit bij overheidsingrijpen na het verkrijgen van de onderneming/aandelen. Daarnaast wordt de voortzettingstermijn met ingang van 2025 verkort van vijf naar drie jaar.
  • Het kabinet vindt dat er soms op oneigenlijke wijze gebruik wordt gemaakt van de BOR, bijvoorbeeld doordat personen op hoge leeftijd hun vermogen omzetten in ondernemingsvermogen (zogenoemde rollatorinvesteringen). Deze vorm wordt tegengegaan door voor AOW-gerechtigden een (steeds) langere bezitstermijn te eisen. De maatregel is niet van toepassing op ondernemingen die een erflater of schenker uiterlijk binnen twee jaar na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd is gestart.
  • Een andere vorm van ongewenst gebruik is het meerdere keren benutten van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten (dubbel-BOR-constructies). Dit gebeurt bijvoorbeeld als ouders de onderneming gefaciliteerd schenken aan hun kinderen, deze vervolgens jaren later terugkopen en de onderneming daarna wederom vele jaren later nogmaals gefaciliteerd schenken (dubbel gebruik). Om deze vermeende constructie aan te pakken, is een antimisbruikmaatregel uitgewerkt die er in essentie op neerkomt dat als tweemaal dezelfde onderneming wordt geschonken, de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten slechts een keer van toepassing zijn.
  • Als de aan de eigen vennootschap ter beschikking gestelde onroerende zaak door de schenker/erflater tegelijkertijd met aandelen wordt overgedragen, kan de BOR ook op het pand van toepassing zijn. Voor het bepalen van de hoogte van de BOR-vrijstelling wordt echter als gevolg van een omissie geen rekening gehouden met de (hypotheek)schuld die gelijktijdig met het pand wordt overgedragen. Voorgesteld wordt deze omissie recht te zetten.

Al eerder genomen maatregelen

Het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 dat nu ter consultatie voorligt, maakt onderdeel uit van een groter pakket aan maatregelen op het gebied van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten. Het is de opvolger van de Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024, die samen met de andere wetsvoorstellen van het pakket Belastingplan 2024 eind vorig jaar door de Tweede en de Eerste Kamer is aangenomen. De volgende maatregelen, die voor het merendeel in werking treden met ingang van 2025 (tenzij anders vermeld), zijn al genomen:

  • het niet meer kwalificeren voor de BOR en de DSR van aan derden verhuurde onroerende zaken (2024);
  • afschaffing van de 5%-doelmatigheidsmarge voor beleggingsvermogen, in de BOR met ingang van 2025 en in de DSR naar verwachting niet voor 2028;
  • bedrijfsmiddelen die zowel privé als zakelijk worden gebruikt kwalificeren slechts voor de BOR en DSR voor zover deze in de onderneming worden gebruikt;
  • het vervallen van de dienstbetrekkingseis in de DSR;
  • invoering van een minimumleeftijd van 21 jaar voor de verkrijger bij schenking voor de BOR en de DSR;
  • aanpassing van de BOR door de 100%-vrijstelling te verhogen van circa € 1,2 miljoen nu naar € 1,5 miljoen en de vrijstelling daarboven te verlagen van 83% naar 75%;
  • verruiming van de verwateringsregeling in de BOR en de DSR in die zin dat voor bepaalde familiesituaties de voorwaarde dat sprake moet zijn van een indirect belang van ten minste 0,5% vervalt;
  • uitbreiding van de toegang tot de BOR tot kleine aandelenbelangen (box 3-belangen), mits de schenker of erflater samen met (een zeer ruime kring van) familieleden van de eerste familiaire aandeelhouder een belang van ten minste 25% in een bedrijf houdt. Wel is het de vraag of deze regeling overeind blijft. Er is namelijk veel commotie ontstaan over deze aanpassing. De staatssecretaris heeft aangegeven daarover duidelijkheid te geven bij het indienen van het wetsvoorstel (nog niet bij deze consultatie).

Commentaar KPMG Meijburg & Co

De voorstellen lossen enkele knelpunten op die in de praktijk zijn gesignaleerd. Dat is toe te juichen. Het voorstel roept echter ook vele nieuwe vragen op, omdat nieuwe begrippen moeten worden uitgelegd en de toegang tot de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten ernstig wordt beperkt voor andere dan gewone aandeelhouders. De poging om alle mogelijke situaties te regelen lijkt per definitie gedoemd te mislukken en maakt dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten nog veel ingewikkelder worden dan deze nu al zijn.

De consultatie loopt tot 19 mei 2024, tot die tijd kunnen belanghebbenden en andere betrokkenen hierover hun mening, advies of opmerkingen geven. Het uiteindelijke wetsvoorstel zal, zoals hiervoor al is opgemerkt, als onderdeel van het pakket Belastingplan 2025 op Prinsjesdag, 17 september 2024, bij de Tweede Kamer worden ingediend.

Wilt u meer informatie over dit onderwerp of hebt u andere vragen over de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten? Neemt u dan contact op met uw Meijburgadviseur.

© 2024 Meijburg & Co is een Nederlandse maatschap van besloten vennootschappen, staat ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 53753348
en is aangesloten bij de wereldwijde KPMG organisatie van onafhankelijke entiteiten verbonden aan KPMG International Limited, een Engelse private company limited by guarantee.
Alle rechten voorbehouden.