Fiscale maatregelen bedrijfsopvolging verder geconcretiseerd

30 juni 2023
Fiscale maatregelen bedrijfsopvolging verder geconcretiseerd

Op 29 juni 2023 is het kabinet in een Kamerbrief ingegaan op de uitkomsten van een vervolgonderzoek dat heeft plaatsgevonden na de kabinetsreactie op 9 december 2022 op de evaluatie van de fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen. In de Voorjaarsnota 2023 van 28 april 2023 en de 2e Fiscale beleids- en uitvoeringsagenda van 8 mei 2023 heeft het kabinet reeds melding gemaakt van acht voorgenomen wijzigingen in de fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen. In de brief van 29 juni zijn enkele voorgenomen wijzigingen verder geconcretiseerd. Hieronder lichten wij de voorgenomen wijzigingen in de fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen toe.

1. Wijzigingen per 1 januari 2024

Het kabinet stelt voor om aan derden verhuurde onroerende zaken standaard als beleggingsvermogen aan te merken. Daarmee kwalificeren deze verhuurde onroerende zaken niet meer voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten. Dit moet veel discussies voorkomen. Het kabinet had dit al in de Miljoenennota 2023 opgenomen. In de brief van 29 juni 2023 is aangegeven dat het kortdurend ter beschikking stellen van onroerende zaken in de dienstensector voor de nieuwe maatregel niet wordt gezien als het verhuren van onroerende zaken aan derden. Denk hierbij aan het verhuren van hotelkamers, cafés, restaurants, tennishallen, bowlingbanen en squashbanen. Ook kortdurende teeltpachtovereenkomsten zullen niet gaan vallen onder de beperking en dus kunnen blijven kwalificeren als ondernemingsvermogen voor de bedrijfsopvolgingsregelingen.

2. Wijzigingen per 1 januari 2025

Met ingang van 1 januari 2025 zullen de bedrijfsopvolgingsregelingen verder als volgt worden aangepast:

  • De vrijstelling in de successiewet wordt enerzijds verruimd en anderzijds versoberd. Tot € 1,5 miljoen ondernemingsvermogen wordt de vrijstelling opgetrokken tot 100% (nu circa € 1,2 miljoen). Voor het meerdere zal 70% worden vrijgesteld (thans 83%).
  • De zogenoemde 5%-doelmatigheidsmarge wordt afgeschaft. Deze marge houdt in dat beleggingsvermogen in een vennootschap tot 5% van het ondernemingsvermogen wordt gezien als ondernemingsvermogen. Met het afschaffen wordt ook de ongelijkheid tussen IB-ondernemers en aanmerkelijkbelanghouders opgeheven. Voor IB-ondernemers geldt de 5%-doelmatigheidsmarge namelijk niet. In de tabel in de kabinetsbrief staat dat het afschaffen van de doelmatigheidsmarge voor de erf- en schenkbelasting reeds plaatsvindt per 1 januari 2025, maar dat dat voor de aanmerkelijkbelangheffing later plaatsvindt. Dit verschil is ons inziens opmerkelijk. Het is ook niet verder toegelicht.
  • Bedrijfsmiddelen die gedeeltelijk in de onderneming en gedeeltelijk voor privé worden gebruikt (keuzevermogen) zullen nog slechts voor de bedrijfsopvolgingsregelingen kwalificeren voor zover ze daadwerkelijk binnen de onderneming worden gebruikt. Om de uitvoerings- en administratieve lasten beperkt te houden gaat dit alleen gelden voor vermogensbestanddelen met een waarde van minimaal € 100.000 (geïndexeerd) op het moment van verkrijging en die voor minimaal 10% gebruikt worden voor niet-ondernemingsactiviteiten. Door deze ondergrens zullen in de praktijk vooral onroerende zaken, vliegtuigen, auto’s en vaartuigen die ook privé worden gebruikt onder de maatregel gaan vallen.
  • De dienstbetrekkingseis in de bedrijfsopvolgingsregeling in de inkomstenbelasting wordt afgeschaft, omdat deze voorwaarde niet effectief blijkt te zijn. Wel gaat bij schenkingen (niet bij verervingen) gelden dat de verkrijger ten minste 21 jaar moet zijn. Dit voorkomt gefaciliteerde schenkingen aan (zeer) jonge kinderen.

3. Maatregelen die ingaan op 1 januari 2026

Met ingang van 1 januari 2026 zullen de bedrijfsopvolgingsregelingen nog verder worden aangepast, en wel als volgt:

  • Voor aanmerkelijkbelanghouders zal de toegang tot bedrijfsopvolgingsregelingen vanaf 1 januari 2026 worden beperkt tot personen met reguliere aandelen met een belang van 5% of meer die volledig meedelen in de winstgerechtigdheid en de liquidatieopbrengst. Deze maatregel kan veel impact hebben. Personen die thans soortaandelen, tracking stocks, opties, winstbewijzen of een zogeheten fictief aanmerkelijk belang bezitten zullen hun positie opnieuw moeten bekijken. De zogenoemde verwateringsregeling (belangen tussen 0,5%-5% die zijn ontstaan door verwatering als gevolg van vererving of een huwelijk) blijft wel bestaan. Hetzelfde geldt voor de regeling voor preferente aandelen die zijn ontstaan in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging.
  • Er wordt voorgesteld om bepaalde knelpunten weg te nemen bij de bezitseis en voortzettingseis van de bedrijfsopvolgingsregeling in de successiewet. Thans staan deze eisen bedrijfseconomisch gewenste aanpassingen van de activiteiten of herstructureringen in de weg. Het uitgangspunt wordt vanaf 2026 dat als er geen wijziging in de gerechtigdheid in de onderneming is, er dan ook geen nieuwe bezitstermijn gaat lopen of de voortzettingseis wordt geschonden. Voor wat betreft het drijven van een onderneming tijdens de bezitstermijn vóór de schenking of de vererving is het kabinet voornemens om een versoepeling te introduceren in gevallen waarin de onderneming wordt gestaakt door overheidsingrijpen. Als binnen drie jaar wordt geherinvesteerd in een nieuwe onderneming zal de bezitstermijn niet worden onderbroken. Dit is overeenkomstig de faciliteit bij overheidsingrijpen na het verkrijgen van de onderneming/aandelen. Daarnaast is het kabinet voornemens om de vijfjaarstermijn in de bezits- en voortzettingseis sowieso in te korten. Hoeveel korter, is nog niet bekend gemaakt.
  • Het kabinet vindt dat er soms op oneigenlijke wijze gebruik wordt gemaakt van de bedrijfsopvolgingsregeling in de successiewet, bijvoorbeeld doordat personen op hoge leeftijd hun vermogen omzetten in ondernemingsvermogen (zogenoemde rollatorinvesteringen). Overwogen wordt om deze vorm tegen te gaan door voor AOW-gerechtigden een (steeds) langere bezitstermijn te eisen.
  • Een andere vorm van ongewenst gebruik is het meerdere keren benutten van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten (dubbel-BOR-constructies). Bijvoorbeeld indien ouders de onderneming gefaciliteerd schenken aan hun kinderen, deze vervolgens jaren later terugkopen en de onderneming vervolgens wederom vele jaren later nogmaals gefaciliteerd schenken (dubbel gebruik). Om deze vermeende constructie aan te pakken, wordt een antimisbruikmaatregel uitgewerkt die er kort gezegd op neerkomt dat als tweemaal dezelfde onderneming wordt geschonken, de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten slechts een keer van toepassing zijn.

Commentaar KPMG Meijburg & Co

De bedrijfsopvolgingsregelingen blijven in de kern ongewijzigd en behouden voor het Nederlandse bedrijfsleven. Dat is positief te noemen. Zeker omdat het buitenland ook bedrijfsopvolgingsregelingen heeft. De genoemde aanpassingen zullen voor de ene ondernemer/aanmerkelijkbelanghouder in het voordeel uitpakken, en voor de andere (veelal grotere) ondernemingen nadelig uitpakken. Waarom de verschillende maatregelen op verschillende data ingaan, is ons niet altijd duidelijk. Zeker met de verschillende ingangsdata van de wijzigingen kan het de komende jaren daarom een flinke puzzel zijn om de meest voordelige variant te benutten.

Wilt u meer weten over de fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen, neemt u dan contact op met uw Meijburgadviseur.

© 2024 Meijburg & Co is een Nederlandse maatschap van besloten vennootschappen, staat ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 53753348
en is aangesloten bij de wereldwijde KPMG organisatie van onafhankelijke entiteiten verbonden aan KPMG International Limited, een Engelse private company limited by guarantee.
Alle rechten voorbehouden.