Belangrijk arrest over fiscale duiding financieringsinstrument
Op 17 mei 2024 heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest gewezen over de fiscale kwalificatie van een financieel instrument dat in 2007 was uitgegeven door een in Frankrijk gevestigde vennootschap. Het ging om een zogenoemde ‘obligation remboursable en actions’ (hierna: ORA). De vraag was of het instrument voor toepassing van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 als eigen vermogen (kapitaal) of als vreemd vermogen (geldlening) moest worden aangemerkt. Hoewel het geschil zich toespitste op de vraag of de aan de uitgifte van het instrument verbonden kosten toerekenbaar waren aan een Nederlandse vaste inrichting van de Franse vennootschap, heeft het arrest van de Hoge Raad potentieel een veel bredere reikwijdte.
Het HvJ geeft meer handvatten over de omstandigheden waarin personeel en technische middelen van een zelfstandige rechtspersoon kunnen leiden tot een afzonderlijke vaste inrichting.
Op 3 juni 2021 heeft het Europese Hof van Justitie (‘HvJ’) arrest gewezen in de zaak Titanium Ltd (zaak C-931/19). Het HvJ oordeelt dat een buitenlandse ondernemer die geen eigen personeel ter plaatse ...
Het besluit omvat onder meer de vastlegging van het Nederlandse beleid aangaande het begrip ‘vaste inrichting’ en de btw-behandeling van prestaties tussen een hoofdhuis en een vaste inrichting.
Recent heeft de Roemeense rechter prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over het vaste inrichting-begrip voor de btw in de zaak Berlin Chemie (C-333/20). Deze zaak ...
Op 7 mei 2020 heeft het Europese Hof van Justitie (‘HvJ’) uitspraak gedaan in de zaak Dong Yang Electronics (C-547/18). Hierin gaat het over de vraag of een dochtervennootschap voor de btw een vaste i ...