Tweede openstelling Tegemoetkoming Vaste Lasten mkb (TVL)
Eind mei 2020 kondigde het kabinet de Tegemoetkoming Vaste Lasten mkb (TVL) aan als onderdeel van het Noodpakket 2.0. Op grond hiervan konden ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf (mkb) tot en met 30 oktober 2020 onder voorwaarden een tegemoetkoming voor hun vaste lasten krijgen tot een maximum van € 50.000 voor de viermaandse periode juni tot en met september 2020 (de ‘eerste openstelling’). Met zijn brief van 28 augustus 2020 over het Steun- en herstelpakket voor economie en arbeidsmarkt kondigde het kabinet aan het mkb ook na 1 oktober 2020 te ondersteunen, onder meer door de TVL tevens open te stellen voor de perioden oktober tot en met december 2020 (tweede openstelling), januari tot en met maart 2021 (derde openstelling) en april tot en met juni 2021 (vierde openstelling). Daarnaast verhoogde het kabinet ook de maximale tegemoetkoming voor die perioden naar € 90.000 per subsidieperiode. Vervolgens zijn op 27 oktober 2020, 9 december 2020, 18 december 2020 en 21 december 2020 nog enkele aanpassingen in en aanvullingen op de TVL aangekondigd c.q. bekendgemaakt.
Hierna gaan wij nader in op de TVL-regeling, waarbij de nadruk ligt op de TVL onder de tweede openstelling omdat de inhoudelijke uitwerking hiervan (grotendeels) op 24 november 2020 is gepubliceerd.
1. Hoofdlijnen
De TVL biedt mkb-ondernemingen werkzaam in bepaalde sectoren die direct of indirect zijn geraakt door de overheidsmaatregelen ter bestrijding van het coronavirus een tegemoetkoming voor de vaste lasten. Afhankelijk van het omzetverlies vergoedt de TVL onder de tweede en derde openstelling tot 70% van de vaste lasten van een onderneming. Anders dan onder de eerste openstelling en de initiële regeling van de tweede openstelling – waarbij het vergoedingspercentage was gefixeerd op 50% – zal het vergoedingspercentage onder de tweede en derde openstelling oplopen: van 50% bij een omzetderving van 30% tot 70% bij een omzetderving van 100%. Deze wijziging is aangekondigd in de Kamerbrief van 9 december 2020. Het maximale subsidiebedrag blijft daarentegen wel € 90.000 per subsidieperiode. Globaal gesproken is de TVL beschikbaar voor de mkb-ondernemingen:
- die op 15 maart 2020 in het Handelsregister stonden ingeschreven onder een van de aangewezen Standaard Bedrijfsindeling-codes (SBI-codes);
- waarvan het omzetverlies, in ieder geval voor de tweede en derde openstelling, minimaal 30% bedraagt;
- waarvan de bij benadering bepaalde vaste lasten minimaal € 3.000 bedragen; en
- die een vestiging in Nederland hebben, tenzij het een ambulante onderneming is.
Bijzonderheden in de tweede en derde openstelling
Naar aanleiding van de verzwaringen van de contact-beperkende maatregelen van het kabinet in de loop van het vierde kwartaal 2020 zijn nog de volgende maatregelen afgekondigd:
- De TVL is onder de tweede en derde openstelling beschikbaar voor (bijna) alle sectoren.
- Onder de tweede openstelling van de TVL gaat een eenmalige opslag gelden voor ondernemers werkzaam in de detailhandel en horeca.
- De TVL zal worden voorzien van een aparte module voor ondernemers werkzaam in de evenementenbranche.
Hierna gaan wij eerst in op de ‘basisvariant’ van de TVL. Daarna bespreken wij de bijzonderheden zoals die gelden onder de tweede en derde openstelling van de TVL (de subsidieperiode 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020 respectievelijk 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021).
2. Afbakening van de doelgroep
De TVL is bedoeld voor mkb-ondernemingen, inclusief zzp’ers, die werkzaam zijn in aangewezen sectoren. De doelgroep is in grote lijnen als volgt afgebakend:
- De onderneming stond op 15 maart 2020 in het Handelsregister ingeschreven onder een van de aangewezen SBI-codes – met de hoofdactiviteit en/of met (een van) de nevenactiviteit(en).
- Bij de onderneming zijn maximaal 250 personen werkzaam en er is sprake van een jaaromzet van hoogstens € 50 miljoen en/of een jaarlijks balanstotaal van maximaal € 43 miljoen.
- De onderneming heeft ten minste één vestiging in Nederland (tenzij het een ambulante onderneming is).
- Minimaal één vestiging van de onderneming heeft een ander adres dan het privéadres van de eigenaar/eigenaren, tenzij de vestiging losstaat van de privéwoning en een eigen opgang of toegang heeft. Deze vestigingseis geldt niet voor ambulante ondernemingen en horecaondernemingen met een horecagelegenheid.
- Het omzetverlies van de onderneming bedraagt, in ieder geval voor de tweede en derde openstelling, ten minste 30% (zie paragraaf 3 hierna).
NB 1 De huidige stand van zaken is dat dit percentage onder de vierde openstelling wordt verhoogd naar 45%. - De onderneming heeft, zoals op grond van de regeling bij benadering wordt bepaald, minimaal € 3.000 aan vaste lasten (zie paragraaf 4 hierna).
- Het bedrijf is niet failliet en heeft op 31 december 2019 of daarna geen uitstel van betaling aangevraagd bij de rechtbank.
3. Bepaling van het omzetverlies
Algemeen
- Het omzetverlies wordt uitgedrukt in niet-afgeronde procenten en berekend aan de hand van de volgende formule: ((omzet in de referentieperiode – omzet in de subsidieperiode) / omzet in de referentieperiode) * 100%.
- Als uitgangspunt moet gelden dat het bedrag waarover aangifte voor de omzetbelasting (btw) wordt gedaan, wordt aangemerkt als omzet.
NB 2 Voor ondernemers die voor (een deel van) hun activiteiten zijn vrijgesteld van de omzetbelasting of die omzetbelasting buiten Nederland afdragen geldt dat zij hun omzet los van de aangifte van de omzetbelasting moeten aantonen. - Voor ondernemers die alleen op basis van een geregistreerde nevenactiviteit in aanmerking komen voor de TVL geldt dat het (verwachte) omzetverlies uitsluitend betrekking moet hebben op deze nevenactiviteit(en).
Omzet in de referentieperiode (‘referentieomzet’)
- Voor de tweede openstelling is de referentieomzet gelijk aan de omzet in het vierde kalenderkwartaal van 2019.
- Voor ondernemingen die na 30 september 2019 en uiterlijk op 15 december 2019 voor het eerst stonden ingeschreven in het Handelsregister geldt als referentieomzet: de omzet in de drie kalendermaanden volgend op de maand van de start van de activiteiten.
- Voor ondernemingen die na 15 december 2019 en uiterlijk op 29 februari 2020 voor het eerst stonden ingeschreven in het Handelsregister geldt als referentieomzet: de omzet in de periode na de dag van de start van de activiteiten tot en met 15 maart 2020 gedeeld door het aantal maanden waarvan de omzet in aanmerking wordt genomen, vermenigvuldigd met drie.
- Voor ondernemingen die na 29 februari 2020 voor het eerst stonden ingeschreven in het Handelsregister wordt geen omzetverlies berekend, maar geldt een aparte systematiek (zie paragraaf 5 hierna).
NB 3 De berekeningssystematiek voor de referentieomzet ten behoeve van de derde en vierde openstelling is nog niet bekend.
Omzet in de subsidieperiode
- Onder de tweede openstelling is de omzet in de subsidieperiode gelijk aan de omzet in het vierde kalenderkwartaal van 2020.
4. Omvang van de vaste lasten
De TVL wordt alleen toegekend indien de vaste lasten van de onderneming meer bedragen dan € 3.000. Op grond van de regeling worden de vaste lasten bij benadering bepaald, namelijk door de referentieomzet te vermenigvuldigen met een voorgeschreven percentage, zijnde de verhouding tussen de vaste lasten en de omzet van een gemiddeld bedrijf (‘aandeel vaste lasten van de omzet’). Dit percentage is afhankelijk van de sector van de ondernemer; een overzicht is opgenomen in de bijlage bij de regeling.
5. Berekening, uitbetaling en aanvraag van de subsidie
Berekening
- De subsidie wordt als volgt berekend: referentieomzet * aandeel vaste lasten van de omzet (%) * omzetverlies (%) * TVL-subsidiepercentage (%).
- Onder de tweede en derde openstelling geldt zoals gezegd een oplopend subsidiepercentage: 50% bij een omzetderving van 30% tot 70% bij een omzetderving van 100%.
- De subsidie bedraagt maximaal € 90.000 voor de volledige driemaandse subsidieperiode.
- De subsidie bedraagt € 750 indien uit de subsidieberekening een bedrag komt dat lager is dan € 750.
- Ondernemingen die na 29 februari 2020 voor het eerst stonden ingeschreven in het Handelsregister krijgen – mits zij aan de in de regeling gestelde voorwaarden voldoen en verklaren dat zij in de subsidieperiode ten minste € 3.000 vaste lasten verwachten – een vast subsidiebedrag van € 750.
Voorschot en vaststelling
- Na verlening van de subsidie zal een voorschot worden verstrekt van 80%.
- Voor 1 juli 2021 moet de onderneming verzoeken om definitieve vaststelling van de subsidie op grond van de tweede openstelling. Bij de afrekening kan zowel sprake zijn van terugvordering als nabetaling.
Aanvraag van de subsidie
- De tweede openstelling van de TVL zal plaatsvinden vanaf 25 november 2020, 12.00 uur tot en met 29 januari 2021, 17.00 uur. De aanvragen kunnen via de website van het RVO worden ingediend.
6. Bijzonderheden in de tweede en derde openstelling
Verruiming van de reikwijdte
Zoals gezegd wordt de reikwijdte van de TVL onder de tweede en derde openstelling verruimd naar in beginsel alle sectoren. Als hoofdregel heeft daarom te gelden dat alle ondernemingen onder de tweede en derde openstelling op basis van hun geregistreerde hoofdactiviteit aanspraak kunnen maken op de TVL-subsidie. Dit brengt mee dat de subsidie wordt berekend aan de hand van het ‘aandeel vaste lasten van de omzet’ dat hoort bij die hoofdactiviteit (dus ook voor de omzet van de nevenactiviteiten). Ter uitvoering van de verruimde reikwijdte van de TVL is de bijlage bij de regeling met daarin per SBI-code opgenomen het aandeel vaste lasten van de omzet opnieuw vastgesteld.
Een uitzondering op de hoofdregel kan van toepassing zijn op ondernemingen die in het handelsregister staan ingeschreven met als hoofdactiviteit ‘financiële holdings’, ‘beleggingsinstellingen met beperkte toetreding’ of ‘niet-financiële holdings’. Hoewel deze ondernemingen qua SBI-code vallen onder de van de TVL uitgezonderde categorie ‘financiële instellingen’, kunnen zij op basis van een geregistreerde nevenactiviteit toch in aanmerking komen voor de TVL, wanneer die nevenactiviteit genoemd wordt in de bijlage bij de regeling. Ondernemingen die met een van de drie genoemde activiteiten als nevenactiviteit in het handelsregister staan ingeschreven, maar een geregistreerde hoofdactiviteit hebben die genoemd wordt in de bijlage bij de regeling kunnen ook aanspraak maken op de TVL, maar dan op basis van de hoofdregel.
Tot slot zij vermeld dat enkele specifieke sectoren om diverse redenen van de reikwijdte van de verruimde TVL uitgesloten.
Eenmalige opslag voor horeca en detailhandel
Naar aanleiding van de sluiting van de horeca en detailhandel kondigde het kabinet (ook) een eenmalige en aan de TVL gekoppelde extra subsidie (‘opslag’) aan voor daarin werkzame ondernemers. Dit ter (gedeeltelijke) dekking van de kosten die deze ondernemers hebben gemaakt ten behoeve van – bijvoorbeeld – de inkoop van (bederfelijke) voorraad en/of ter (gedeeltelijke) dekking van aanpassingskosten.
Ter uitvoering van deze eenmalige extra subsidie, die net als de TVL zelf is vrijgesteld van belastingheffing, is in de tweede openstellingsregeling een extra bepaling opgenomen. Die schrijft voor dat als de TVL-subsidie wordt toegekend aan een onderneming met een geregistreerde (hoofd)activiteit die valt binnen een select aantal vooraf aangewezen SBI-codes, het bedrag van de TVL-subsidie automatisch wordt vermeerderd met een opslag. Ondernemers hoeven hier dus geen aparte aanvraag voor in te dienen.
De hoogte van de opslag, die als integraal onderdeel van de TVL-subsidie wordt beschouwd, bedraagt maximaal € 20.160 voor de subsidieperiode en wordt als volgt bepaald: referentieomzet * omzetverlies (%) * 5,6% * TVL-subsidiepercentage (%). Het percentage van 5,6% is een schatting van de omvang van de voornoemde kosten waar deze opslag op ziet als onderdeel van de omzet voor een gemiddelde onderneming.
Aparte module voor de evenementenbranche
Het kabinet kondigde op 27 oktober 2020 en 9 december 2020 eveneens aan dat ondernemers en toeleveranciers werkzaam in de evenementenbranche in het vierde kwartaal van 2020 en eerste kwartaal van 2021 een vaste tegemoetkoming kunnen krijgen op basis van hun TVL-subsidie in de zomermaanden. In de brief van 9 december 2020 schetst het kabinet enkele nadere contouren van deze module:
- De regeling is gericht op de organisatoren en toeleveranciers van publieke evenementen.
- De module is bedoeld voor bedrijven die wel in aanmerking zijn gekomen voor de eerste openstelling, maar niet in aanmerking komen voor de TVL voor het vierde kwartaal van 2020 en/of het eerste kwartaal van 2021 (vanwege een te lage referentieomzet).
- Ondernemers moeten voor minimaal 50% van hun omzet in het tweede en derde kwartaal van 2019 afhankelijk zijn geweest van evenementen georganiseerd in diezelfde periode in 2019.
- Anders dan eerder is aangegeven zal geen afbakening plaatsvinden op basis van SBI-codes.
- De subsidie bedraagt 33,3% van de subsidie die de ondernemer ontving vanuit de eerste openstelling (minimaal € 750).
Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan de regeling, waarna aan de Europese Commissie zal worden gevraagd te bevestigen dat sprake is van goedgekeurde staatssteun. De openstelling van de evenementenbranchemodule voor het vierde kwartaal van 2020 wordt daarom niet eerder verwacht dan de tweede helft van januari 2021. De openstelling voor het eerste kwartaal van 2021 vindt naar verwachting begin februari 2021 plaats.
7. Samenloop met de NOW
De TVL-subsidie wordt voor NOW-doeleinden beschouwd als omzet. Dit betekent dat de TVL-subsidie leidt tot een lagere NOW-subsidievaststelling. Om uitvoeringstechnische redenen acht het kabinet aanpassingen in de NOW niet opportuun, omdat de verwachting is dat de TVL er in slechts een beperkt aantal gevallen toe leidt dat ondernemers een deel van de ontvangen NOW-subsidie moeten terugbetalen.