Wijzigingen voorstel voor nieuw box 3-regime vanaf 2027

6 februari 2024
Wijzigingen voorstel voor nieuw box 3-regime vanaf 2027

Het demissionaire kabinet heeft het conceptwetsvoorstel dat betrekking heeft op het belasten van werkelijk rendement in box 3 op vijf punten aangepast. De wijzigingen zijn doorgevoerd naar aanleiding van de vorig jaar gehouden internetconsultatie (zie onze berichtgeving van 11 september 2023). Het conceptwetsvoorstel is, aldus het demissionaire kabinet, een bouwsteen en hulpmiddel voor het nieuwe kabinet. Het is aan het nieuwe kabinet om een definitieve beslissing te nemen. Hieronder bespreken wij eerst de wijzigingen in het conceptwetsvoorstel. Daarna geven we op hoofdlijnen een overzicht van het nieuwe voorgestelde box 3-regime, inclusief de wijzigingen.

Hoofdlijnen van de wijzigingen

Naar aanleiding van een vorig jaar gehouden internetconsultatie zijn er technische verbeteringen aangebracht in het voorstel voor het nieuwe box 3-stelsel. Deze wijzigingen houden het volgende in:

  • Het forfait voor de eerste woning in box 3 vervalt. Alle woningen die in box 3 vallen worden (dus) belast conform de vermogenswinstbelasting.
  • De mogelijkheid tot het verrekenen van een box 3-verlies met box 3-winsten van eerdere jaren (geen achterwaartse verliesverrekening) vervalt.
  • Bij de inwerkingtreding van het nieuwe box 3-systeem worden reeds in bezit zijnde onroerende zaken en aandelen in een familiebedrijf of een innovatieve start-up of scale-up gewaardeerd op de WOZ-waarde, onderscheidenlijk de waarde in het economische verkeer.
  • De prijs die is betaald voor een genotsrecht wordt in gedeelten in aftrek gebracht in de jaren waarin het genotsrecht bestaat (in plaats van in één keer).
  • De koerswinsten of koersverliezen van banktegoeden in vreemde valuta worden toch in aanmerking genomen bij het bepalen van het rendement.

Hierna gaan wij op hoofdlijnen in op het nieuwe, herziene box 3-regime zoals voorgesteld door het demissionaire kabinet (dus inclusief bovenstaande wijzigingen). Om de beoogde inwerkingtreding per 1 januari 2027 te halen, moet het wetsvoorstel in de zomer van 2024 worden aangeboden aan de Tweede Kamer en voor 15 maart 2025 door die Kamer zijn aangenomen.

Hoofdlijnen van het nieuwe box 3-regime

De hoofdregel van het nieuwe systeem is dat de belastingheffing ter zake van de vermogensbestanddelen die in box 3 vallen plaatsvindt over het werkelijk door de belastingplichtige behaalde rendement. Dit werkelijke rendement bestaat uit het directe en indirecte rendement verminderd met de daarop drukkende kosten.

Direct en indirect rendement

Bij het directe rendement kan worden gedacht aan de in een jaar ontvangen huur, rente en dividend, onder aftrek van de daarop drukkende kosten, zoals rente die wordt betaald op een schuld die in box 3 valt. Bij een verhuurde onroerende zaak die met een geldlening is gefinancierd bestaat het directe rendement bijvoorbeeld uit de huuropbrengst verminderd met de betaalde rente. In lijn met de regeling in box 1 zullen in box 3 aftrekuitsluitingen voor bepaalde kostensoorten worden opgenomen.

Bij het verhuren van onroerende zaken of het uitlenen van geld in gelieerde verhoudingen – denk aan transacties tussen ouders en kinderen – zal een onzakelijke prijs kunnen worden gecorrigeerd naar de waarde in het economische verkeer. Een correctie zal niettemin achterwege blijven als de afwijking binnen een nog te bepalen bandbreedte blijft (de zogenoemde doelmatigheidsmarge).

Bij het indirecte rendement gaat het om de waardeontwikkeling van de box 3-vermogensbestanddelen. Als hoofdregel gaat het om zowel gerealiseerde waardeontwikkelingen (denk aan de verkoopwinst) als om de in een jaar niet gerealiseerde waardeontwikkelingen (daaronder mede begrepen koersresultaten op banktegoeden in vreemde valuta). De in een jaar niet gerealiseerde waardeontwikkeling is gelijk aan de waarde in het economische verkeer van de box 3-vermogensbestanddelen aan het eind van het kalenderjaar verminderd met de waarde van de vermogensbestanddelen aan het begin van het kalenderjaar. De uitkomst van deze vermogensvergelijking wordt gecorrigeerd met de waarde van box 3-toevoegingen en box 3-onttrekkingen. Deze waarderingssystematiek is ontleend aan het winstregime van box 1, meer in het bijzonder aan het leerstuk van goed koopmansgebruik waarnaar in het conceptwetsvoorstel expliciet wordt verwezen.

In het nieuwe box 3-regime zal worden voorzien in een vrijstelling voor schulden van de belastingplichtige die worden kwijtgescholden, vergelijkbaar met de kwijtscheldingswinstvrijstelling die in box 1 is opgenomen. Voor de verstrekker van een lening die in box 3 valt, zal een zakelijk afwaarderingsverlies aftrekbaar zijn.

Verliesverrekening

Het werkelijke rendement kan negatief zijn. Daarom wordt voorzien in de mogelijkheid om een box 3-verlies te verrekenen met positieve box 3-rendementen van toekomstige jaren (voorwaartse verliesverrekening). Dit kan onbeperkt in de tijd. Achterwaartse verliesverrekening, dat wil zeggen: het verrekenen van een verlies met een winst uit een eerder jaar, is niet mogelijk. Een box 3-verlies kan geen invloed hebben op (oud, huidig of toekomstig) box 1- of box 2-inkomen. Het demissionaire kabinet merkt voorts op dat het introduceren van een verliesverrekeningsdrempel om doelmatigheidsredenen wenselijk is.

Overlijden en emigratie van de belastingplichtige

Bij overlijden wordt een belastingplichtige geacht zijn box 3-vermogensbestanddelen op overlijdensdatum te hebben vervreemd tegen de waarde in het economische verkeer. Het aldus bepaalde totaalvoordeel wordt vervolgens toegerekend aan het betreffende kalenderjaar.

Bij emigratie van de belastingplichtige zal deze worden geacht zijn box 3-vermogensbestanddelen per emigratiedatum te hebben vervreemd tegen de waarde in het economische verkeer. Voor de afrekening met betrekking tot onroerende zaken en aandelen in familiebedrijven en niet-beursgenoteerde innovatieve start-ups en scale-ups (zie ook hierna onder ‘Afrekenen bij emigratie/conserverende aanslag’) zal ter zake van de verschuldigde belasting een conserverende aanslag worden opgelegd (deze hoeft dus niet direct voldaan te worden). De voorwaarden waaronder uitstel van betaling van de conserverende aanslag worden verstrekt dienen nog te worden uitgewerkt.

Aanpassingen als gevolg van het nieuwe regime

Het huidige heffingsvrije vermogen zal worden vervangen door een heffingsvrij inkomen, waarvan de hoogte nog zal worden vastgesteld. De regeling voor groene beleggingen zal worden omgevormd naar een heffingskorting voor groene beleggingen.

Ook de regelingen voor de buitenlandse belastingplicht en de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting zullen worden aangepast.

Wat verandert er in de basis niet?

Bestaande vrijstellingen voor zaken in eigen gebruik (denk bijvoorbeeld aan auto’s) en voor kunstvoorwerpen blijven bestaan, mits zij niet ter belegging worden gehouden.

Ook bossen, natuurterreinen en landgoederen bedoeld in de Natuurschoonwet 1928 (met uitzondering van gebouwde eigendommen) blijven vrijgesteld.

Oudedagsvoorzieningen/overlijdensrisicoverzekeringen

Onder het nieuwe regime blijven nettopensioenen en nettolijfrenten onder voorwaarden vrijgesteld. Met betrekking tot overlijdensrisicoverzekeringen wordt voorzien in een volledige vrijstelling.

Uitzonderingen en nuanceringen op de hoofdregel

Er bestaat een aantal uitzonderingen en nuanceringen op de hiervoor behandelde hoofdregels van het nieuwe box 3-regime. Die uitzonderingen hebben met name betrekking op de verplichting om de vermogensbestanddelen jaarlijks te herwaarderen naar de waarde in het economische verkeer.

Vermogenswinstbelasting voor onroerende zaken en bepaalde aandelen

Het indirecte rendement op onroerende zaken en aandelen in familiebedrijven of niet-beursgenoteerde innovatieve start-ups en scale-ups zal pas worden belast bij verkoop dan wel overlijden of emigratie van de belastingplichtige; een zogeheten vermogenswinstbelasting. Dit betekent in de praktijk dat ter zake van deze bezittingen geen jaarlijkse herwaardering plaatsvindt. Directe rendementen (denk met name aan huur en dividend) worden daarentegen wel gewoon jaarlijks belast.

Onroerende zaken

Onroerende zaken die niet reeds zijn belast in box 1 worden belast in box 3. Zoals gezegd zal het indirecte rendement op deze onroerende zaken worden belast conform een vermogenswinstbelasting. Dit houdt in dat pas belasting wordt geheven bij verkoop dan wel overlijden of emigratie van de belastingplichtige. De vermogenswinst wordt, kort gezegd, bepaald door de vervreemdingsprijs te verminderen met de verkrijgingsprijs. Ten behoeve van een zuivere bepaling van de vermogenswinst die is opgekomen onder het nieuwe box 3-stelsel wordt de verkrijgingsprijs van onroerende zaken die op het moment van inwerkingtreding van het nieuwe box 3-stelsel in het bezit zijn van de belastingplichtige gesteld op de WOZ-waarde.

Aandelen in familiebedrijven en niet-beursgenoteerde innovatieve start- en scale-ups

Aandelen in familiebedrijven en niet-beursgenoteerde innovatieve start- en scale-ups die tot box 3 behoren worden ook belast conform de systematiek van een vermogenswinstbelasting (waardoor jaarlijkse herwaardering niet plaatsvindt en heffing pas plaatsvindt bij vervreemding, emigratie of overlijden). Het begrip ‘familiebedrijf’ moet nog nader worden gedefinieerd. Wel is aangegeven dat van een familiebedrijf sprake is indien één familie de meerderheid van zeggenschap heeft en/of de familie ook formeel betrokken is bij het bestuur en het bedrijf. Voorts wordt voorgesteld om ‘familie’ in dit verband te definiëren als de belastingplichtige, zijn partner, en bloed- of aanverwanten in rechte lijn of tot en met de vierde graad van de zijlijn (dat gaat tot en met achterneven, oudtantes, etc.). Op basis van de voorgestelde wettekst en de toelichting blijkt dat deze uitzondering enkel van toepassing is voor personen die ook tot de familie behoren en niet voor aandeelhouders van buiten de familie (bijvoorbeeld het management).

Voor wat betreft de aandelen in niet-beursgenoteerde innovatieve start- en scale-ups is onduidelijk wat het afbakenende criterium zal worden. Er wordt nog onderzocht hoe de regeling voor de beoogde doelgroep gericht kan worden vormgegeven.

De vermogenswinst die wordt behaald met aandelen in familiebedrijven en niet-beursgenoteerde innovatieve start- en scale-ups wordt, kort gezegd, bepaald door de vervreemdingsprijs te verminderen met de verkrijgingsprijs. Ten behoeve van een zuivere bepaling van de winst die opkomt onder het nieuwe box 3-stelsel wordt de verkrijgingsprijs van aandelen in deze ondernemingen die op het moment van inwerkingtreding van het nieuwe box 3-stelsel in het bezit zijn van de belastingplichtige gesteld op de waarde in het economische verkeer. Directe rendementen op de aandelen – denk met name aan dividend – worden daarentegen wel belast in het jaar van ontvangst.

Sfeerovergang (afrekenen)

Als aandelen de kwalificatie van familiebedrijf of startende innovatieve onderneming verliezen, dan dient op dat moment het verschil tussen de waarde in het economische verkeer en de verkrijgingsprijs in aanmerking te worden genomen.

Afrekenen bij emigratie/conserverende aanslag

Ter zake van in het buitenland gelegen onroerende zaken alsmede aandelen in familiebedrijven en innovatieve start- en scale-ups wordt voorzien in een afrekening over de waarde in het economische verkeer minus de verkrijgingsprijs als de eigenaar respectievelijk de aandeelhouder naar het buitenland emigreert. Ter zake van deze afrekening zal een conserverende aanslag worden opgelegd. De stukken zijn niet duidelijk over de gevolgen van een emigratie met betrekking tot in Nederland gelegen onroerende zaken. In beginsel blijft Nederland ter zake daarvan heffingsgerechtigd, wat ervoor pleit om afrekening ineens achterwege te laten tot het jaar van daadwerkelijke vervreemding van de onroerende zaak.

Geldleningen tussen natuurlijke personen

De waarde in het economische verkeer van vorderingen en schulden uit hoofde van een geldleningsovereenkomst tussen natuurlijke personen mag worden gesteld op de nominale waarde.

Genotsrechten

Onder het te belasten rendement valt ook dat wat wordt ontvangen als tegenprestatie voor de vestiging van een genotsrecht (bijvoorbeeld een recht van vruchtgebruik) op een tot box 3 behorend vermogensbestanddeel. De prijs voor het kopen van een genotsrecht is niet in één keer aftrekbaar, maar wordt in gedeelten in aftrek gebracht in de jaren waarin het genotsrecht bestaat. Vermogensbestanddelen waarop het genotsrecht is gevestigd moeten worden gewaardeerd zonder rekening te houden met de waarde van het genotsrecht. Onder een genotsrecht wordt verstaan elke gerechtigdheid tot voordelen uit goederen.

Schematisch overzicht op hoofdlijnen van meestvoorkomende vermogensbestanddelen

Het onderstaande schema is ontleend aan de Kamerbrief over het conceptwetsvoorstel:

Categorie

Belast direct rendement

Belast indirect rendement

Bank- en spaartegoeden

Werkelijke inkomsten (rente minus kosten)

Valutaresultaten van banktegoeden in vreemde valuta

Aandelen, obligaties, winstbewijzen, opties

Werkelijke inkomsten (dividend/rente minus kosten)

Waardeontwikkeling in de vorm van koerswinst of -verlies minus kosten (vermogensaanwas)

Aandelen (start-ups, familiebedrijven)

Werkelijke inkomsten (dividend/rente minus kosten)

Waardeontwikkeling bij verzilvering (vermogenswinst)

Onroerende zaken (hoofdregel)

Werkelijke inkomsten (huur/pacht minus kosten)

Waardeontwikkeling bij verzilvering (vermogenswinst)

Vorderingen en schulden

Werkelijke inkomsten (rente minus kosten). Betaalde rente over schulden is negatief inkomen

Afwaardering (bij de schuldeiser) of vrijvalwinst (bij de schuldenaar) bij kwijtschelding van de vordering (vermogensaanwas)

Commentaar KPMG Meijburg & Co

Het verder verfijnde conceptwetsvoorstel is een poging van de demissionaire regering om een heffing over het werkelijke rendement in box 3 – onder de huidige omstandigheden – zo snel als mogelijk in te voeren. Het is in principe echter aan het nieuwe kabinet/de nieuwe coalitie om deze voorzet te benutten. Bij het lang uitblijven van een nieuw(e) kabinet/coalitie of als gevolg van jurisprudentie van de Hoge Raad is het niet uitgesloten dat het demissionaire kabinet door de Tweede Kamer wordt verzocht, of zich gedwongen ziet, de huidige opzet nader uit te werken en in te dienen. Dit onder meer omdat een inwerkingtreding per 1 januari 2027 alleen mogelijk is als het wetsvoorstel in de zomer van 2024 wordt aangeboden aan de Tweede Kamer.

Over het vervolg van dit voorstel en ontwikkelingen rondom box 3 houden wij u uiteraard op de hoogte. Voor een analyse op welke wijze het conceptwetsvoorstel uw huidige situatie zal beïnvloeden, kunt u contact opnemen met uw adviseur van Meijburg & Co.

© 2024 Meijburg & Co is een Nederlandse maatschap van besloten vennootschappen, staat ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 53753348
en is aangesloten bij de wereldwijde KPMG organisatie van onafhankelijke entiteiten verbonden aan KPMG International Limited, een Engelse private company limited by guarantee.
Alle rechten voorbehouden.