Voortzetting bancaire relatie tijdens bodemprocedure

19 juni 2023
Bancaire relatie

Het hof Amsterdam heeft recent in kort geding uitspraak gedaan waarbij de opzegging van een bancaire relatie door de bank centraal stond (Hof Amsterdam 17 januari 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:85).

Achtergrond

Dergelijke zaken zijn sterk casuïstisch van aard. De uitspraak van het hof heeft betrekking op de volgende situatie.

ABN AMRO heeft de bancaire relatie met een groep vennootschappen (de Groep) opgezegd. De Groep bestaat uit een groothandel in de productie, ontwikkeling en verkoop van tuinbouw- en aanverwante producten (de Groothandel), een winkel die tuinproducten verkoopt aan consumenten (de Winkel), een vastgoedvennootschap en een holding met een DGA. De entiteiten binnen de Groep houden betaalrekeningen aan bij ABN AMRO en nemen daarnaast andere diensten af van ABN AMRO.

ABN AMRO en de Groep zijn al sinds 2015 met elkaar in gesprek over het terugdringen van contante stortingen op de rekeningen van de Groothandel en de Winkel. Zo dienen zij van de ABN AMRO de contante stortingen te beperken tot maximaal 25% van de omzet. Hoewel dit voor de Groothandel is gelukt, bleef in eerste instantie de Winkel een onveranderd en onacceptabel hoge hoeveelheid contante stortingen op de rekening ontvangen waarbij de Winkel stelde dat in de overeenkomst tussen haar en ABN AMRO geen beperking is opgenomen voor contante stortingen noch in een frequentie noch in hoeveelheden en/of percentage. ABN AMRO stelde hierop dat het ontkennen van de in 2015 gemaakte afspraken ernstig afbreuk doet aan het vertrouwen dat aan een bancaire relatie ten grondslag dient te liggen. Het blijft onduidelijk of de Winkel uiteindelijk wel heeft voldaan aan de gemaakte afspraken.

Daarnaast heeft ABN AMRO uiteindelijk een veelheid aan informatie opgevraagd bij de Groep in het kader van haar cliëntenonderzoek. De Groep reageerde hier initieel afhoudend op. De Groep heeft onder meer aangegeven dat zij geen documentatie van derden zal verstrekken aan ABN AMRO, maar dat ABN AMRO in plaats daarvan langs kon komen op het kantoor van de Groep om de administratie in te zien. ABN AMRO heeft aangegeven dat de verstrekte informatie onvoldoende is om het cliëntenonderzoek af te ronden, dat een klantbezoek niet past binnen haar beleid en wederom verzocht om de gevraagde informatie en documentatie toe te sturen. Hieraan heeft de Groep vervolgens niet voldaan, waarna ABN AMRO nogmaals alle informatie en documentatie heeft opgevraagd en nog enkele aanvullende vragen heeft gesteld. Daar heeft de Groep vervolgens op gereageerd.

ABN AMRO heeft vervolgens de bancaire relatie met de Groep beëindigd met als reden dat zij bij gebrek aan informatie en inzicht niet aan haar wettelijke verplichtingen kan voldoen en ABN AMRO niet kan uitsluiten dat de producten en/of diensten oneigenlijk en/of onrechtmatig worden gebruikt. De Groep heeft ABN AMRO vervolgens meermaals verzocht haar besluit te heroverwegen en aan te geven welke informatie ABN AMRO nog wil hebben zodat ABN AMRO aan haar verplichtingen kan voldoen. ABN AMRO heeft vervolgens vastgehouden aan de opzegging.

Na de opzegging door ABN AMRO van de bancaire relatie heeft de Groep een kort geding procedure aanhangig gemaakt en daarbij een voorziening gevorderd op grond waarvan de bancaire relatie wordt gecontinueerd, danwel dat zij gedurende een nog aanhangig te maken bodemprocedure in ieder geval over betaalrekeningen kan blijven beschikken bij ABN AMRO. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de Groep afgewezen. De Groep heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.

Beoordeling hof in hoger beroep

In lijn met jurisprudentie stelt het hof voorop dat het in de huidige samenleving voor de Groep vrijwel onmogelijk is om zonder bankrekening deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en om een bedrijf te exploiteren. Daarbij is volgens het hof uitgangspunt dat de maatschappelijke positie van ABN AMRO en de zorgplicht van ABN AMRO met zich mee kan brengen dat zij de Groep in staat stelt of blijft stellen deel te nemen aan het maatschappelijke verkeer en een bedrijf te exploiteren met gebruikmaking van een bankrekening en dat de uitoefening van de bevoegdheid om een bancaire relatie op te zeggen beperkingen ondervindt. In dit verband verwijst het hof naar het Yin Yang-arrest (HR 5 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1652 (Yin Yang); zie daarover ons eerdere nieuwsbericht: Is een bank verplicht om een bankrekening aan te bieden aan een zakelijke klant?). Het hof komt tot de conclusie dat voldoende aannemelijk is dat de opzegging van de bancaire relatie zal leiden tot een situatie waarin het voor de Groep vrijwel onmogelijk wordt deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en een bedrijf te exploiteren.

Vervolgens gaat het hof in op de opzeggingsgrond van ABN AMRO. ABN AMRO heeft aan haar beslissing om de bankrekening op te zeggen ten grondslag gelegd dat zij door gebrek aan informatie en inzicht niet aan haar wettelijke verplichtingen kan voldoen en dat zij niet kan uitsluiten dat de producten en/of diensten van de Groep oneigenlijk en/of onrechtmatig worden gebruikt. Daarom stelt ABN AMRO dat zij de wettelijke verplichting heeft de bancaire relatie op te zeggen. Het hof heeft vastgesteld dat ten aanzien van de vastgoedvennootschap en de holding geen concrete door haar gestelde vragen heeft benoemd die onbeantwoord zijn gebleven. Ten aanzien van de Groothandel en de Winkel overweegt het hof dat zij initieel weliswaar afhoudend hebben geageerd op de verzoeken van ABN AMRO, maar toch bereid waren om een medewerker van ABN AMRO in de gelegenheid te stellen om op hun kantoor de verlangde gegevens in te laten zien en uiteindelijk ook informatie en documentatie hebben verschaft. Daarnaast hebben de Winkel en de Groothandel voldoende gemotiveerd dat zij maatregelen hebben genomen dat de door de onderneming verhandelde producten worden gebruikt voor illegale activiteiten en om contante betalingen bij met name de Winkel zo veel mogelijk terug te dringen. Dat van een acuut en onacceptabel gevaar voor illegale activiteiten sprake is, is volgens het hof vooralsnog onvoldoende aannemelijk. Daarmee is volgens het hof ook onvoldoende aannemelijk dat de bank verplicht was de bancaire relatie te beëindigen.

Het hof stelt vast dat de vraag of sprake is van een rechtsgeldige opzegging van de bancaire relatie in geschil is en dat dit voor het kort geding in het midden kan blijven. Het hof stelt daarnaast vast dat, alles overwegend, de Groep de kans moet worden geboden om het geschil met ABN AMRO aan een bodemrechter voor te leggen. Daarvoor is vereist dat de status quo wordt gehandhaafd. Het hof verleent daarom een voorziening die inhoudt dat ABN AMRO haar dienstverlening voortzet voor zover het betreft het ongehinderd gebruik van de betaalrekeningen.

Conclusie

Het hof gaat niet in op de vraag of sprake is van een rechtsgeldige opzegging door ABN AMRO. Het hof heeft zich beperkt tot een praktische benadering waarbij is onderzocht of sprake is van een acuut en onacceptabel gevaar voor illegale activiteiten en of er derhalve een plicht was voor ABN AMRO de bancaire relatie op te zeggen.

Wel geeft het hof een opsomming van verschillende aspecten die in een eventuele bodemprocedure een rol spelen, zoals: (i) de aard, omvang en wijze van beschikbaar maken van informatie in het kader van het cliëntenonderzoek, (ii) de vraag wanneer een cliëntenonderzoek in redelijkheid als verricht in de zin van Wwft heeft te gelden en (iii) of het reeds bij verdenking van betrokkenheid bij illegale activiteiten van een onderneming zoals die zich hier voordoet aan de bank vrijstaat om door het ontzeggen van toegang tot het giraal betaalverkeer het verder functioneren van die onderneming te beletten.

Het geschil tussen ABN AMRO en de Groep zal dus (hoogstwaarschijnlijk) een vervolg krijgen, waaruit wederom zal blijken dat de omstandigheden van het geval een grote rol zullen spelen.

Meer informatie of advies gewenst in het kader van opzeggingen van bancaire relaties, neem dan gerust contact op met de Banking & Finance specialisten van Meijburg Legal.

© 2024 Meijburg & Co is een Nederlandse maatschap van besloten vennootschappen, staat ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 53753348
en is aangesloten bij de wereldwijde KPMG organisatie van onafhankelijke entiteiten verbonden aan KPMG International Limited, een Engelse private company limited by guarantee.
Alle rechten voorbehouden.