Transfer pricing-zaken voor de rechter: tackling your transfer pricing dispute

11 april 2023
tc

De recente KPMG Tax Controversy Survey liet zien dat transfer pricing-discussies trending zijn. Nederland volgt deze trend en dus zien we ook hier steeds meer discussies over de gehanteerde verrekenprijzen. Transfer pricing-zaken zie je nog relatief weinig in de rechtspraak terugkomen. Ik zal hiermee een aantal fiscalisten tegen het hoofd stoten, maar dat komt mede omdat transfer pricing geen exacte wetenschap is. De uitkomst van een transfer pricing-analyse leidt zelden tot één prijs die tot twee cijfers achter de komma berekend kan worden, maar bevindt zich vaak in een range. Zolang de gehanteerde prijs zich tussen twee waarden bevindt, is deze zakelijk, oftewel ‘at arm’s length’. Daar komt bij dat de Belastingdienst een lastige bewijspositie had om de gehanteerde prijs te corrigeren. Transfer pricing-discussies leenden zich bij uitstek voor een oplossing in de compromissoire sfeer.

Maar dit is aan het veranderen. Dit hebben we recent gezien bij een aantal uitspraken van Rechtbank Noord-Holland.[1] Mijn verwachting is dat dit slechts het begin is en dat transfer pricing-geschillen feller worden en dat in de nabije toekomst meer zaken voor de rechter zullen komen. Om die zaken tot een goed einde te kunnen brengen, is een goed begrip van de bewijslast essentieel.

Op grond van de transfer pricing-regels – artikel 8b van de Wet op de vennootschapsbelasting – heeft de inspecteur de bewijslast als hij (of zij!) een transfer pricing-correctie wil doorvoeren. Hij moet aantonen dat de gehanteerde prijzen onzakelijk zijn en dat partijen daarvan op de hoogte waren. Als een belastingplichtige ‘goede‘ transfer pricing-documentatie heeft, dan vormt dit een zware bewijslast waar de inspecteur moeilijk in zal slagen.

Dit is anders als de inspecteur kan aantonen dat de onzakelijke prijzen hebben geleid tot een onjuiste aangifte vennootschapsbelasting. In die situatie verschuift de bewijslast naar de belastingplichtige. En niet alleen dat, de belastingplichtige krijgt dan ook te maken met de zwaarste vorm van bewijslast die het belastingrecht kent: hij moet overtuigend aantonen dat de door hem gehanteerde prijs zakelijk is, en dat dit zonder redelijke twijfel vaststaat. Juist bij transfer pricing – zoals gezegd geen exacte wetenschap – is dit een zware bewijslast.

Waar de belastingplichtige zich voorheen in een comfortabele bewijspositie kon wanen, worden de rollen omgekeerd wanneer de Belastingdienst de rechter meekrijgt in de stelling dat sprake is van een onjuiste aangifte. Deze andere procestactiek leidt ertoe dat het niet meer vanzelfsprekend is dat transfer pricing-geschillen eindigen met een compromis. Daar moeten belastingplichtigen goed op voorbereid zijn. Goede transfer pricing-documentatie is en blijft cruciaal. Daarnaast moet bij het uitzetten van een strategie de bewijslast zwaar worden meegewogen. Gelijk hebben is immers nog geen gelijk krijgen!

Deze blog is te kort om uiteen te zetten hoe je transfer pricing-geschillen kunt aanpakken. Op donderdag 20 april 2023 vindt het International Tax Update Seminar plaats op ons kantoor in Amstelveen. Tijdens dit event geef ik samen met mijn collega Aldo Mariani de workshop ‘Tackling transfer pricing disputes’, waar we meer zullen vertellen over hoe je transfer pricing-disputen kunt aanpakken. We zien je daar graag! 

Rian Waaijer

[1] ECLI:NL:RBNHO:2022:8936 en ECLI:NL:RBNHO:2022:8937, evenals ECLI:NL:RBNHO:2022:9062.

© 2024 Meijburg & Co is een Nederlandse maatschap van besloten vennootschappen, staat ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 53753348
en is aangesloten bij de wereldwijde KPMG organisatie van onafhankelijke entiteiten verbonden aan KPMG International Limited, een Engelse private company limited by guarantee.
Alle rechten voorbehouden.