Politiek akkoord bereikt over EU-voorstel VAT in the Digital Age
Op 5 november 2024 hebben de 27 lidstaten van de Europese Unie een unaniem politiek akkoord bereikt over het voorstel VAT in the Digital Age (ViDA). Er moeten nog steeds een paar formele stappen gezet worden voordat het voorstel formeel kan worden aangenomen. Maar het politieke akkoord maakt het wel zeer waarschijnlijk dat er groen licht komt voor deze omvangrijke wijzigingen van de btw-wetgeving. In deze tax alert bespreken wij de hoofdlijnen van het pakket, wanneer ze in werking treden en wat de impact op organisaties is.
Wat is het ViDA-pakket en wanneer treedt het in werking?
ViDA is een pakket voorstellen dat erop gericht is het btw-systeem van de Europese Unie in sterke mate te moderniseren. De voorstellen werden voor het eerst gepubliceerd in december 2022. Sindsdien heeft de Raad van de Europese Unie intensief discussie gevoerd over deze voorstellen. De hoofdlijnen van de voorstellen zijn gelijk gebleven, maar het nu overeengekomen pakket bevat wel belangrijke aanpassingen in de tijdlijn en details van de voorstellen.
Het voorstel heeft drie pijlers, die wij hierna bespreken:
- e-invoicing en digital reporting;
- platformeconomie;
- voorkomen van btw-registraties in andere landen.
Er zijn een flink aantal verschillende data van inwerkingtreding voor de diverse onderdelen van het pakket. Sommige maatregelen treden bijvoorbeeld al in werking twintig dagen na de formele aanname ervan, waarschijnlijk in de eerste helft van 2025. De belangrijkste data worden waarschijnlijk:
- 1 juli 2028: voor de platformfictie voor bepaalde accommodatiediensten en personenvervoer, de uitbreiding van het onestopshop-systeem en de introductie van een verplichte verleggingsregeling voor bepaalde prestaties waarbij buitenlandse ondernemers betrokken zijn. Belangrijk is wel dat voor de platformfictie voor de lidstaten de mogelijkheid van uitstel bestaat tot 1 januari 2030.
- 1 juli 2030: voor de introductie van verplichte e-invoicing en digitale rapportageverplichtingen voor grensoverschrijdende b2b- (en b2g-)transacties. Wel is van belang dat sommige lidstaten voor lokale transacties al voor deze datum dergelijke verplichtingen zullen invoeren, of zelfs al hebben ingevoerd. Het is voor organisaties dus van belang om deze veranderingen continu te monitoren en zich er zo vroeg mogelijk op voor te bereiden.
Eerste pijler: e-invoicing en digital reporting
Het ingrijpendste onderdeel van het ViDA-pakket betreft de graduele overgang naar een EU-brede e-invoicing en digitale rapportagestandaard voor de btw. Dit rocess verloopt in de volgende drie stappen.
1. Twintig dagen na officiële publicatie van het voorstel (doel: eerste helft van 2025)
Lidstaten mogen voortaan het uitreiken van e-invoices verplichten voor lokale transacties, zonder hiervoor toestemming te hoeven krijgen van de Raad van de Europese Unie. In dat geval mogen ze vanaf die datum ook bepalen dat een afnemer van de prestatie verplicht is e-invoices te accepteren. Deze stap kan als gevolg hebben dat meer lidstaten e-invoicing en digitale rapportage gaan verplichten voorafgaand aan 1 juli 2030. Dit wordt zelfs aangemoedigd door de Raad van de Europese Unie om het midden- en kleinbedrijf te ontlasten.
2. Met ingang van 1 juli 2030
- Ondernemers met een btw-registratie worden verplicht om gestructureerde e-invoices uit te reiken voor b2b- en b2g-transacties binnen de EU met een grensoverschrijdend karakter. Hierbij geldt als uitgangspunt één Europees gestructureerd format, maar lidstaten mogen ook andere formats toestaan. Iedere transactie dient binnen tien dagen na de transactiedatum (of eerdere vooruitbetaling) te worden gefactureerd. Dit is een belangrijke aanpassing ten opzichte van de termijn van twee dagen in het oorspronkelijke voorstel.
- Bepaalde datapunten van deze e-invoice moeten direct na het uitreiken van de e-invoice (of binnen vijf dagen in geval van ‘selfbilling’ door de afnemer) door de leverancier digitaal worden gerapporteerd aan de lokale belastingdienst. Deze digitale rapportage op transactieniveau vervangt de periodieke Opgaaf intracommunautaire transacties (EC Sales List).
- Het voorstel voorziet ook in digitale rapportage door de afnemer van dezelfde transacties binnen vijf dagen na ontvangst van de e-invoice van de leverancier. Lidstaten mogen onder voorwaarden ervoor kiezen af te zien van rapportage door de afnemer. Dit laatste is een belangrijke verandering ten opzichte van het eerdere voorstel.
- Een andere belangrijke aanpassing in vergelijking met het eerdere voorstel is dat maandelijkse verzamelfacturen (in plaats van een factuur voor iedere afzonderlijke transactie) onder bepaalde voorwaarden blijven toegestaan voor transacties die plaatsvinden binnen dezelfde kalendermaand. De eerder voorgestelde (generieke) afschaffing hiervan baarde ondernemers in bepaalde sectoren (waar deze vorm van factureren nu gebruikelijk is) zorgen en dit is daarom een welkome aanpassing.
- Er worden enkele aanvullende factuurvereisten geïntroduceerd (de meeste per 1 juli 2030): een indicatie als gebruik wordt gemaakt van de vereenvoudigde ABC-levering, vermelding van een bankrekeningnummer of ander account waarop betaald moet worden, een verwijzing naar het nummer op de oorspronkelijke factuur in geval van een correctiefactuur en (al vanaf 1 januari 2027) een vermelding als gebruik wordt gemaakt van het kasstelsel.
Hoewel ViDA erop gericht is om e-invoicing volledig te harmoniseren in de EU, mogen lidstaten die op 1 januari 2024 al rapportageverplichtingen voor lokale transacties hadden opgenomen in hun wetgeving of hiervoor al gevorderde plannen hadden, in het kader van het bereikte compromis deze lokale verplichtingen in de huidige vorm blijven behouden. Dergelijke verplichtingen zijn er op dit moment bijvoorbeeld al in Italië, Polen en Spanje. Ondernemers met vestigingen in verschillende landen krijgen dus ook na 1 juli 2030 nog te maken met onderling afwijkende factuur- en rapportageverplichtingen in de verschillende lidstaten. Ook mogen lidstaten al voorafgaand aan 1 juli 2030 voor lokale transacties nieuwe verplichtingen introduceren die in overeenstemming zijn met de Europese e‑invoicingstandaard.
3. Met ingang van 1 januari 2035
Harmonisatie van de e-invoicing- en (in mindere mate) rapportageverplichtingen, ook voor lokale transacties, voor zover lidstaten hebben gekozen voor dergelijke verplichtingen.
Impact voor organisaties
De geleidelijke transitie naar e-invoicing en digitale rapportageverplichtingen vormt een zeer belangrijke verandering. Het is voor organisaties van belang om tijdig hun facturatie- en rapportageprocedures te beoordelen en up-to-date te brengen. Dit vergt samenwerking van veel verschillende belanghebbenden binnen de organisatie (IT, tax, logistiek enzovoorts). Hoewel de voornaamste ingangsdatum van 1 juli 2030 nog ver weg lijkt, zijn snelle acties voor internationaal actieve organisaties nodig, mede gezien de landen die met lokale verplichtingen vooruitlopen op deze datum.
Tweede pijler: platformeconomie
Het tweede onderdeel van het ViDA-pakket bevat nieuwe btw-regels voor transacties waarbij platforms zijn betrokken.
Vanaf 1 juli 2028 (met mogelijk uitstel, zie hierna) worden digitale platforms die faciliteren bij de verstrekking van kortlopende accommodatieverhuur (dertig opeenvolgende nachten of korter per afnemer) en/of personenvervoer over de weg, voor btw-doeleinden bij fictie zelf aangemerkt als de verstrekker van deze diensten en daarom verantwoordelijk voor het voldoen van de btw hiervoor. De fictie is niet van toepassing als de onderliggende (werkelijke) verstrekker zijn btw-identificatienummer (van het land waar btw verschuldigd is) aan het platform verstrekt en verklaart dat hij de verschuldigde btw zal voldoen. In beginsel is de fictie dus van toepassing in de gevallen waarin de onderliggende verstrekker geen btw verschuldigd is voor de transactie. Het doel van deze maatregel is dat lidstaten vaker btw ontvangen voor deze diensten als deze via een platform worden geboekt. Om deze reden is de zogeheten reisbureauregeling ook niet van toepassing voor de platforms. Voor ondernemers die gebruikmaken van de reisbureauregeling is de platformfictie juist weer niet van toepassing.
Een nu nieuwe wijziging ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel – blijkbaar nodig om het voorstel goedgekeurd te krijgen door alle lidstaten – is dat het lidstaten wordt toegestaan om de introductie van de platformfictie uit te stellen tot uiterlijk 1 januari 2030. Aan de andere kant heeft één lidstaat (Spanje) al aangekondigd dat hij bij de Commissie zal verzoeken om een derogatie om de maatregel al voorafgaand aan 1 juli 2028 te kunnen toepassen. Potentieel gaan we dus een brede waaier aan data van inwerkingtreding zien.
Een tweede belangrijke wijziging ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel is dat lidstaten ervoor mogen kiezen de platformfictie niet toe te passen, als de onderliggende (werkelijke) dienstverrichter op zijn grondgebied geen btw hoeft te voldoen omdat deze gebruikmaakt van de zogeheten kleineondernemersregeling (kort gezegd: een optionele vrijstelling van btw voor ondernemers die onder een bepaalde jaaromzet blijven). In de lidstaten die hiervoor kiezen zal de doelstelling om meer btw te ontvangen daardoor in mindere mate worden bereikt.
Andere nieuwe platformregels (ook vanaf 1 juli 2028)
- Voor alle platforms die aan niet-belastingplichtigen vergoedingen voor de uitgevoerde faciliteringsdienst in rekening brengen, is de plaats van deze dienst de plaats waar de onderliggende, door het platform gefaciliteerde prestatie belastbaar is. Alle door het platform bediende klanten die geen btw-identificatienummer hebben verstrekt moeten als niet-belastingplichtigen worden beschouwd.
- Platforms (en andere partijen) die goederen in eigendom van derden namens hen onder zich houden (bijvoorbeeld in een centraal magazijn), worden verplicht de derden erover te informeren als deze goederen naar een ander land worden verplaatst.
Impact voor organisaties
Deze pijler van het ViDA-pakket is zeer specifiek voor de platformbranche, maar voor deze sector – en in het bijzonder voor die van accommodatieverhuur en passagiersvervoer – zal de impact stevig zijn. Ook voor de onderliggende leveranciers is er een impact als de platforms btw in rekening moeten gaan brengen, omdat dit een effect zal hebben op de prijsstelling en de uiteindelijke opbrengsten.
De verschillende mogelijkheden die lidstaten hebben om de maatregel uit te stellen, deels niet toe te passen of een afwijkende definitie voor accommodatieverhuur in te stellen, kunnen ervoor zorgen dat in bepaalde lidstaten de effecten in mindere mate gevoeld zullen worden. Anderzijds zorgt dit ervoor dat platforms die in verschillende lidstaten actief zijn te maken krijgen met een toenemende complexiteit door de verschillende regels die van toepassing zijn.
Platformregels die niet veranderen in het aangepaste ViDA-voorstel
Het is ook belangrijk om op te merken dat sommige voorgestelde wijzigingen die waren opgenomen in het oorspronkelijke ViDA-voorstel niet zijn opgenomen in de huidige versie waarover de lidstaten overeenstemming hebben bereikt. Dit zijn onder andere de volgende:
- De voorgenomen uitbreiding van de platformfictie voor platforms die faciliteren bij de levering van goederen is verregaand beperkt. In het oorspronkelijke voorstel zou het platform bij fictie de leverancier worden van vrijwel ieder goed dat via het platform werd verkocht. Nu blijft de huidige reikwijdte van de fictie (voor ingevoerde goederen tot € 150 en voor goederen verkocht door een niet in de EU gevestigde leverancier vanuit een EU-magazijn) vrijwel ongewijzigd in stand.
- Toepassing van de zogeheten Import One Stop Shop (IOSS) voor platforms wordt niet verplicht.
Over deze beide maatregelen wordt nog wel verder gesproken door de lidstaten in het kader van de onderhandelingen over het EU-pakket met hervormingen van douaneregelingen (EU Customs Reform).
Derde pijler: voorkomen van btw-registraties in andere landen
De derde pijler is bedoeld om voor (e-commerce)ondernemers de compliancelasten te verlichten door minder btw-registraties in andere landen noodzakelijk te maken. Hierna bespreken wij de maatregelen die voor het grootste deel met ingang van 1 juli 2028 in werking treden (andere ingangsdata zijn hieronder aangegeven).
- De huidige One Stop Shop (OSS) voor EU-afstandsverkopen en bepaalde door EU-ondernemers verrichte b2c-diensten (de ‘Unieregeling’) maakt het mogelijk om de btw voor die afstandsverkopen en diensten die in verschillende EU-landen verschuldigd is, in één aangifte te voldoen. Deze regeling wordt uitgebreid naar een aantal andere leveringen aan particulieren (en bepaalde andere personen), zoals de levering van elektriciteit, gas, warmte en koude, installatieleveringen en lokale leveringen in een ander land. Voor elektriciteitsleveringen en de levering van gas, warmte en koude gebeurt dit al per 1 januari 2027. Dit is met name van belang voor ondernemers actief in de ‘EV charging’ in andere lidstaten.
- Er komt een nieuwe OSS-regeling waarin in één periodieke aangifte alle overbrengingen van eigen goederen naar andere EU-landen kunnen worden gerapporteerd. Deze overbrengingen leiden nu (op enkele uitzonderingen na) tot verschuldigdheid van verwervings-btw (en daarmee een registratieplicht) in iedere lidstaat van aankomst. Vanaf 1 juli 2028 is de ondernemer, als deze ervoor kiest om de overbrengingen te rapporteren in de nieuwe OSS, hiervoor geen verwervings-btw meer verschuldigd. De OSS kan daarom ook niet worden gebruikt voor de overbrenging van goederen waarvoor geen volledig recht op aftrek van voorbelasting bestaat.
Anders dan in het oorspronkelijke voorstel mag de OSS echter wel gebruikt worden voor investeringsgoederen waarvoor volledig recht op aftrek bestaat. Als in een later jaar (herziening) blijkt dat een deel van de (dan gefingeerde) verwervings-btw op het investeringsgoed toch niet voor aftrek in aanmerking komt, moet dit btw-bedrag in de (Unieregeling) OSS worden gecorrigeerd. Ook fictieve leveringen en diensten met betrekking tot overgebrachte goederen (zoals gratis verstrekkingen) kunnen leiden tot verschuldigdheid van btw. Ook deze btw moet worden gerapporteerd in de (Unieregeling) OSS. - Door deze nieuwe OSS wordt de huidige ‘call-offstockregeling’ (zie hier) overbodig en zal deze worden afgeschaft.
- De btw-verleggingsregeling voor internationale b2b-transacties wordt uitgebreid om ervoor te zorgen dat een niet-gevestigde organisatie bij lokale b2b-prestaties zich minder vaak in de andere lidstaat hoeft te registreren. Op dit moment is de verleggingsregeling voor een aantal transacties (zoals lokale leveringen of diensten met betrekking tot onroerende zaken) nog optioneel voor lidstaten. In de nieuwe regeling zijn lidstaten verplicht om de verschuldigdheid van btw naar de afnemer te verleggen, als de presterende ondernemer geen btw-registratie heeft in de lidstaat van verschuldigdheid en de afnemer daar wel voor de btw is geregistreerd. Zelfs als dit laatste niet het geval is, krijgen lidstaten de optie om de verschuldigdheid naar de afnemer te verleggen.
- In het oorspronkelijke voorstel zouden goederen verkocht onder de margeregeling voortaan belast worden in de lidstaat van bestemming, als de leverancier direct of indirect betrokken was bij het vervoer naar die lidstaat. Hetzelfde zou gelden voor verkopen van kunstvoorwerpen (ongeacht wie het vervoer zou regelen). Deze regels voor de plaats van prestatie zijn geschrapt in het gewijzigde voorstel, zodat de leveringen onder de margeregeling belast blijven in de lidstaat waar de regeling wordt toegepast.
- Tot slot komen er bewijsregels voor de plaats van dienst van online events aangeboden aan particulieren (deze treden in werking twintig dagen na de officiële publicatie van het voorstel). Deze bewijsregels sluiten grotendeels aan bij die voor de plaats van dienst van elektronische diensten. De bewijsregels geven meer richting aan organisaties die vanaf 1 januari 2025 de eerder al akkoord bevonden nieuwe plaats-van-dienstregels moeten toepassen.
Impact voor organisaties
Hoewel bovenstaande maatregelen een verlichting zullen vormen voor sommige ondernemers omdat bepaalde btw-registraties in andere EU-landen niet langer nodig zijn, zullen ze echter zeker niet alle registraties voorkomen. Een btw-registratie blijft bijvoorbeeld nodig als een intracommunautaire levering vanuit een ander land wordt verricht. Nadeel is bovendien dat de maatregelen niet voorzien in aftrek van voorbelasting op aangifte in landen waar de btw-registratie niet meer nodig is. Als er geen sprake meer is van een registratie, moet deze btw worden teruggevraagd via het daarvoor bestemde portaal en kan teruggaaf aanmerkelijk langer duren. De vereenvoudigingen zijn daarom minder aantrekkelijk als er sprake is van aanzienlijke voorbelasting in een bepaald EU-land.
Wat betekent dit politieke akkoord en wat zijn de vervolgstappen?
Het politieke akkoord van 5 november 2024 betekent in dit geval dat de 27 lidstaten van de EU het unaniem met elkaar eens zijn over de inhoud van de nieuwe voorstellen. Er kan echter nog geen formeel akkoord worden gegeven, omdat een aantal technische details nog moet worden uitgewerkt in de wetteksten. Ook moet er een (nieuw, niet-bindend) advies komen van het Europees Parlement over de voorstellen.
Pas als de Raad in een volgende vergadering het voorstel formeel aanneemt, is het definitief van kracht. Na een politiek akkoord is de stellige verwachting dat dit gaat gebeuren (maar dit is geen garantie). Het kan echter nooit helemaal worden uitgesloten dat het voorstel om enige reden alsnog de vereiste unanimiteit voor de formele aanname niet verkrijgt.
Formele aanname van de voorstellen zal zeker nog enkele maanden duren, gezien de omvang van het pakket.
Wat kunt u nu al doen?
Nu de contouren van het ViDA-pakket duidelijk zijn en het waarschijnlijk is dat dit pakket ook formeel wordt aangenomen, raden wij u aan om de impact op uw organisatie in beeld te brengen, voor zover u dit nog niet hebt gedaan. Vrijwel alle ondernemers krijgen te maken met een of meer van de pijlers. Als dit het geval is, vraagt dit in veel gevallen om ingrijpende aanpassingen in uw administratie en processen. Om deze tijdig te kunnen doorvoeren, is het zaak om hiervan zo snel mogelijk een beeld te hebben en een stappenplan op te stellen van (de timing van) de benodigde en/of wenselijke acties.
Met betrekking tot de eerste pijler (e-invoicing en digitale rapportage) is het verder belangrijk om op te merken dat een aantal lidstaten vooruitloopt op de implementatietermijn van ViDA en al sneller e-invoicing- en/of nieuwe rapportageverplichtingen introduceert. Dit is onder andere het geval voor Duitsland, België, Polen, Spanje en Frankijk. Ook op deze verplichtingen dient u zich voor te bereiden, waar mogelijk met een oplossing die voor ViDA bruikbaar is.
Onze btw-adviseurs staan vanzelfsprekend klaar om de benodigde analyses samen met u uit te voeren.