Kabinetsreactie op de evaluatie van fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen

20 december 2022
Kabinetsreactie op de evaluatie van fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen

Overweegt u uw onderneming over te dragen en daarbij gebruik te maken van de fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen, dan dient u rekening te houden met de recent gepubliceerde kabinetsplannen. Het kabinet heeft in zijn reactie op de evaluatie van de fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen, uitgevoerd door het Centraal Planbureau (CPB), enkele voorgenomen aanpassingen van de bedrijfsopvolgingsregelingen bekendgemaakt. In ieder geval zal bij het Belastingplan 2024 een wetsvoorstel worden ingediend waarin staat dat vastgoed dat verhuurd wordt aan derden bij fictie als beleggingsvastgoed zal worden aangemerkt. De bedrijfsopvolgingsregelingen gelden dan per definitie niet voor deze categorie vastgoed. Daarnaast zal nog gestudeerd worden op andere aanpassingen. Hieronder gaan we nader in op de kabinetsreactie.

Evaluatie CPB

De evaluatie ziet met name op de voorwaardelijke vrijstelling van de schenk- en erfbelasting voor ondernemingsvermogen bij bedrijfsopvolgingen (BOR) en de doorschuifregelingen in de inkomstenbelasting (DSR). Uit de evaluatie zijn enkele zaken naar voren gekomen, zoals:

  • bij erfenissen was 69% van de verkrijgers een kind en 16% een partner; bij schenkingen was 88% van de verkrijgers een kind;
  • in circa 75% van de gevallen is er voldoende vrij vermogen om de erf- of schenkbelasting direct te betalen (zie onze kritische kanttekening bij dit statistische percentage op pagina 26 van het onderzoeksrapport dat hier is te downloaden);
  • de bezitseis en de voortzettingseis maken de onderneming minder flexibel omdat wijzigingen in de ondernemingsactiviteiten kunnen zorgen voor overtreding van deze vereisten;
  • de BOR kan ook worden toegepast zonder dat de oude en nieuwe eigenaren rechtstreeks betrokken zijn bij de onderneming, dan wel dat zij hierin slechts een klein belang hebben;
  • de huidige effectieve belastingdruk bij schenkingen en erfenissen van ondernemingsvermogen is door de BOR vergelijkbaar met die in andere EU-landen;
  • de BOR verstoort de concurrentie tussen ondernemers die een bedrijf willen starten of kopen en ondernemers die een bedrijf erven of geschonken krijgen;
  • de BOR leidt tot een toename van vermogensongelijkheid binnen generaties;
  • met de BOR is een groot financieel belang gemoeid en daardoor bestaat er een sterke prikkel om te voldoen aan de voorwaarden van de regeling;
  • de regeling is complex en kent een fors aantal knelpunten zowel vanuit het perspectief van de ondernemer als vanuit het perspectief van de Belastingdienst.

Kabinetsreactie

Het kabinet onderkent dat er in veel gevallen vrije middelen beschikbaar zijn om de erf- of schenkbelasting te voldoen, maar is kritisch op wat ‘vrije middelen’ zijn. Zeker als deze aan de onderneming/bv moeten worden onttrokken kan er verschil van opvatting zijn over wat als beschikbare vrije middelen kan worden aangemerkt. En dat vooral bij grote bedrijfsoverdrachten vaak een grotere financieringsbehoefte aanwezig is, omdat nalatenschappen met grotere ondernemingsvermogens in verhouding minder vrije middelen bevatten. Ook geeft het kabinet aan dat een acuut liquiditeitsprobleem kan worden voorkomen door een goede betalingsregeling in plaats van een vrijstellingsregeling. Aandacht geeft het kabinet ook aan het feit dat een groot deel van het budget dat met de bedrijfsopvolgingsregelingen gemoeid is terecht komt bij een relatief kleine groep. En dat het verschil in belastingdruk tussen verkrijging van ondernemingsvermogen en niet-ondernemingsvermogen groot is. Tot slot is er ook oog voor de complexiteit van de bedrijfsopvolgingsregelingen en voor oneigenlijk gebruik.

Alles afgewogen geeft het kabinet aan de bedrijfsopvolgingsregelingen te willen handhaven, maar wel enkele aanpassingen te overwegen. Zo wordt in ieder geval aan derden verhuurd vastgoed uitgezonderd van de bedrijfsopvolgingsregelingen in de erf- en schenkbelasting en de inkomstenbelasting. Vastgoed dat wordt gebruikt voor de eigen bedrijfsuitoefening blijft wel behoren tot het ondernemingsvermogen waarvoor de faciliteiten gelden. Deze wetsaanpassing zal deel uitmaken van het Belastingpakket 2024.

Daarnaast zal het kabinet de komende maanden kijken naar de beste manier om de DSR en de BOR verder aan te passen om deze doelmatiger en beter uitvoerbaar te maken. Het kabinet zal een antwoord proberen te formuleren op onder meer de volgende vragen:

  • Hoe kan een beter onderscheid gemaakt worden tussen ondernemings- en beleggingsvermogen?
  • Kan de toegang tot de bedrijfsopvolgingsregelingen worden beperkt tot reguliere aandelen, waarmee daadwerkelijk ondernemingsrisico wordt gelopen, bijvoorbeeld reguliere aandelen met stemrecht?
  • Is het wenselijk om de dienstbetrekkingseis in de DSR te laten vervallen of anders vorm te geven?
  • Is het mogelijk om de huidige bezits- en voortzettingseisen in de BOR zodanig aan te passen dat wijzigingen in ondernemingsactiviteiten ruimer mogelijk zijn?
  • Is het mogelijk om te voorkomen dat de BOR en DSR meermaals gebruikt worden door dezelfde personen voor dezelfde onderneming?

Verder zijn er knelpunten in de uitvoering van de bedrijfsopvolgingsregelingen gesignaleerd door de Belastingdienst en door ondernemers. Het kabinet zal kijken of deze kunnen worden verholpen.

In het voorjaar zal het kabinet bekijken welke aanpassingen van de BOR en DSR wenselijk zijn. Daarna zal de Tweede Kamer uiterlijk in juni 2023 nader worden geïnformeerd over de uitkomsten van dit onderzoek. Het voornemen is om deze uitkomsten mee te nemen bij het Belastingplan 2024.

Commentaar KPMG Meijburg & Co

De bedrijfsopvolgingsregelingen zijn geen rustig bezit. Sinds de invoering van de huidige regelingen in 2010 is er eigenlijk permanent discussie over de reikwijdte daarvan. Er is ook veel over geprocedeerd en dan met name over de vraag of ondernemers niet teveel worden bevoordeeld ten opzichte van niet-ondernemers, of sprake is van een onderneming (bij vastgoedexploitanten) en, als er sprake is van een onderneming, welke vermogensbestanddelen dan wel of niet tot die onderneming behoren. De regeling is ook complex. Er gelden strenge voorwaarden. En niet onbegrijpelijk worden vaak de randen van de regelingen opgezocht om de profijtelijke bedrijfsopvolgingsregelingen te kunnen benutten. Waardoor ook veel discussies met de Belastingdienst ontstaan. Daar staat tegenover dat de Belastingdienst de regeling strikt uitlegt, wat ook tot veel discussies leidt.

Dit alles is geen reden om de bedrijfsopvolgingsregelingen af te schaffen. Maar het is wel tijd voor ‘onderhoud’, aldus het kabinet. Het oplossen van knelpunten is toe te juichen. De voorwaarden voor de BOR en DSR zijn te stringent. Vooral de bezits- en voortzettingseis zijn belemmeringen voor de ondernemer. Ook het bestrijden van oneigenlijk gebruik is begrijpelijk.

De grootste ingreep die nu al is aangekondigd is het uitzonderen van verhuurd vastgoed van de BOR/DSR. Hoewel wij herkennen dat verhuurd vastgoed tot discussies leidt bij toepassing van de BOR is het moeilijk uit te leggen waarom vastgoed wat tot het ondernemingsvermogen behoort niet meer gaat kwalificeren voor de BOR/DSR, terwijl alle andere bedrijfsmiddelen wel blijven kwalificeren, ook als ze verhuurd worden (denk bijvoorbeeld aan leasemaatschappijen voor auto’s, machines en andere bedrijfsmiddelen).

Het geheel overziend lijkt dit ‘onderhoud’ geen majeure wijziging in te houden van de bedrijfsopvolgingsregelingen. De doorschuifregeling in de inkomstenbelasting blijft en de voorwaardelijke vrijstelling voor de erf- en schenkbelasting lijkt niet te worden ingewisseld voor een uitstel van betalingsregeling, maar aan derden verhuurd vastgoed zal vrijwel zeker worden uitgezonderd van de regelingen. Tevens lijkt de kring van personen die gebruik kunnen maken van de bedrijfsopvolgingsregelingen te worden beperkt, en ook het gebruik van verschillende soorten aandelen zal mogelijk problematisch worden. Dit zou een reden kunnen zijn om een voorgenomen bedrijfsopvolgingen te versnellen. En er is nog iets anders. Waar de kabinetsreactie namelijk over zwijgt, is de hoogte van de voorwaardelijke vrijstelling in de erf- en schenkbelasting. Ook voor wie verwacht dat de voorwaardelijke vrijstelling wordt versoberd, is er aanleiding om de bedrijfsopvolging sneller op de agenda te zetten.

Wilt u meer weten over de bedrijfsopvolgingsregelingen, neem dan contact op met een van de adviseurs van KPMG Meijburg & Co.

© 2024 Meijburg & Co is een Nederlandse maatschap van besloten vennootschappen, staat ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 53753348
en is aangesloten bij de wereldwijde KPMG organisatie van onafhankelijke entiteiten verbonden aan KPMG International Limited, een Engelse private company limited by guarantee.
Alle rechten voorbehouden.