Wetsvoorstel Wet spoedreparatie fiscale eenheid aangenomen door Tweede Kamer
Op 12 februari 2019 is het wetsvoorstel Wet spoedreparatie fiscale eenheid (‘het wetsvoorstel’) door de Tweede Kamer aangenomen. Dit wetsvoorstel lichtten wij eerder toe in onze berichtgeving van 7 juni 2018 en 6 november 2018. De spoedreparatiemaatregelen betekenen dat voor een aantal wettelijke bepalingen zal moeten worden gedaan alsof de fiscale eenheid vennootschapsbelasting niet bestaat. Zoals eerder aangegeven werkt dit wetsvoorstel – na wijziging van het oorspronkelijke wetsvoorstel – op de meeste punten terug tot en met 1 januari 2018.
Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
De maatregelen in het wetsvoorstel houden in dat enkele artikelen in de vennootschaps- en dividendbelasting (met inachtneming van alle regelingen die daarmee verband houden) moeten worden toegepast alsof er geen fiscale eenheid is. Concreet gaat het om de volgende artikelen:
-10a Wet Vpb (antiwinstdrainage);
-13, lid 9 tot en met 15 Wet Vpb en art. 13a Wet Vpb (de regeling voor beleggingsdeelnemingen);
-13, lid 17 Wet Vpb (de antihybride maatregel in de deelnemingsvrijstelling);
-13l Wet Vpb (de renteaftrekbeperking voor bovenmatige deelnemingsrente);
-20a Wet Vpb (tegengaan handel in verlies- en winstvennootschappen);
-11, lid 4 Wet DB (de afdrachtvermindering bij dooruitdelingen, deze bepaling komt te vervallen).
Art. 10a Wet Vpb
Bij art. 10a Wet Vpb is aangegeven dat het wegdenken van de fiscale eenheid gevolgen heeft voor de situatie waarin de besmette rechtshandeling plaatsvindt binnen fiscale eenheid en/of de schuld is aangegaan door en bij een maatschappij binnen de fiscale eenheid. Indien de rente verschuldigd aan een vennootschap buiten fiscale eenheid zonder fiscale eenheid niet aftrekbaar zou zijn geweest, leidt dat onder de spoedreparatiemaatregel tot een aftrekbeperking voor de rente. Als het gaat om rente verschuldigd binnen de fiscale eenheid, dan leidt de maatregel tot een fictieve bijtelling bij de fiscale-eenheidswinst. Uiteraard moet daarbij ook worden beoordeeld of een van de tegenbewijsregelingen van art. 10a Wet Vpb van toepassing zou zijn geweest. De toelichting bij het wetsvoorstel vermeldt in dit verband dat bij schuldverhoudingen tussen fiscale-eenheidsmaatschappijen doorgaans aan de zogenoemde compenserende heffingstoets zal worden voldaan, mits geen sprake is van voorvoegingsverliezen van de schuldeiser of – in het geval de schuld tijdens de fiscale-eenheidsperiode wordt aangegaan – van fiscale-eenheidsverliezen (of andersoortige aanspraken).
Art. 20a Wet Vpb
Het toepassen van de verliesverrekeningsbepaling bij een kwalificerende wijziging in het uiteindelijke belang (art. 20a Wet Vpb) alsof er geen fiscale eenheid is, kan ertoe leiden dat de voor de aandeelhouderswijziging geleden verliezen die toerekenbaar zijn aan een bepaalde fiscale-eenheidsmaatschappij, niet voorwaarts kunnen worden verrekend. Uit de plenaire behandeling is gebleken dat de spoedreparatiemaatregel voor deze bepaling (toch) betrekking heeft op kwalificerende aandeelhouderswijzigingen van na 25 oktober 2017, 11.00 uur (en niet op dergelijke wijzigingen vanaf 1 januari 2018). Voor het antwoord op de vraag of sprake is van een kwalificerende aandeelhouderswijziging geldt als ijkpunt het begin van het oudste verliesjaar, aldus de staatssecretaris.
Terugwerkende kracht en overgangsmaatregel
Op grond van het wetsvoorstel zal de wetgeving met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2018 toepassing gaan vinden (met uitzondering van de regeling voor art. 13a Wet Vpb, die van toepassing moet worden met ingang van 1 januari 2019). Belastingplichtigen met een boekjaar gelijk aan het kalenderjaar hebben dus in beginsel vanaf het boekjaar 2018 te maken met de spoedreparatie. Belastingplichtigen met een gebroken boekjaar moeten een ‘knip’ aanbrengen. Wel heeft de staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling aangegeven dat hij openstaat voor het idee van de VVD-fractie om de terugwerkende kracht in dergelijke gevallen – op verzoek – ‘naar het verleden toe’ verder op te rekken. Zodoende zou ook bij belastingplichtigen met een gebroken boekjaar een knip kunnen worden voorkomen. Het is afwachten of deze ‘optie’ werkbaar wordt geacht en ook daadwerkelijk zal worden geboden.
Om het MKB tegemoet te komen geldt een overgangsmaatregel voor de periode tot en met 31 december 2018 voor gevallen waarin de rente per twaalf maanden niet meer dan € 100.000 per fiscale eenheid bedraagt en er aan een aantal aanvullende voorwaarden wordt voldaan. Van deze overgangsmaatregel kunnen in beginsel ook Nederlandse vennootschappen gebruikmaken die een belang van ten minste 95% houden in een buitenlandse dochtervennootschap in de EU/EER.
Vervolg en toekomstige ontwikkelingen
Het wetsvoorstel zal nu door de Eerste Kamer in behandeling worden genomen. Indien deze behandeling voorspoedig verloopt, zullen met name de aangiften vennootschapsbelasting 2018 waarbij het boekjaar gelijk is aan het kalenderjaar, kunnen worden ingediend met inachtneming van de spoedreparatiemaatregel.
Het is verder de bedoeling van het kabinet dat de spoedreparatiemaatregelen binnen afzienbare termijn worden opgevolgd door een concernregeling die toekomstbestendig is. Over de vormgeving en het moment van invoering van die ‘definitieve’ oplossing wordt ook overlegd met het bedrijfsleven, belangenorganisaties en de wetenschap. Op 14 februari 2019 vindt een startbijeenkomst over de nieuwe concernregeling in de vennootschapsbelasting plaats, waarin vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, belangenorganisaties en de wetenschap op uitnodiging van de staatssecretaris van Financiën hun visie op de gewenste nieuwe concernregeling zullen geven. Tijdens de plenaire behandeling is aangegeven dat het kabinet vervolgens een keuzedocument zal opstellen, waarin ook wordt vermeld met welke partijen uit het bedrijfsleven, van belangenorganisaties en uit de wetenschap is gesproken. Het keuzedocument zal mogelijk voor het zomerreces aan de Tweede Kamer kunnen worden aangeboden, zodat het bedrijfsleven, belangenorganisaties en de wetenschap in en na de zomer al een eerste reactie op dat keuzedocument kunnen geven. Naar aanleiding van die consultatie zullen er verdiepende gesprekken worden gevoerd. Na de zomer zal het kabinet een hoofdlijnenbrief naar de Tweede Kamer sturen, met een schets van de op dat moment geboekte resultaten.
Wij houden u uiteraard van het vervolg op de hoogte. Mocht u vragen hebben of willen overleggen, neemt u dan gerust contact op met uw adviseur bij Meijburg & Co.