Wet verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen: een introductie
Op 11 maart 2021 is een initiatiefwetsvoorstel voor de Wet inzake verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen ingediend (het "Wetsvoorstel"). Het Wetsvoorstel introduceert een zorgplicht en stelt regels aan ondernemingen (van bepaalde omvang) om ervoor te zorgen dat de nodige zorgvuldigheid wordt betracht binnen hun bevoorradings- en toeleveringsketens. Dit ter voorkoming van schendingen van de mensenrechten, arbeidsrechten en negatieve milieueffecten in het internationale bedrijfsleven. Of het Wetsvoorstel daadwerkelijk zal leiden tot nieuwe wetgeving is gezien het huidige politieke sentiment en de publieke opinie onzeker. Desalniettemin verwachten wij dat in elk geval onderdelen van het Wetsvoorstel op nationaal, Europees of internationaal niveau zullen worden geïmplementeerd, rekening houdend met een zekere overlap met andere (inter)nationale wetgevingsinitiatieven
De definitie van 'zorgvuldigheid' in het Wetsvoorstel is gebaseerd op richtlijnen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling ("OESO") uit 2011. Deze richtlijnen bevatten aanbevelingen voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. De voorgestelde wetgeving introduceert een minimum zorgplicht, waarbij ondernemingen worden verplicht om zich te houden aan internationale normen op het gebied van mensenrechten, arbeidsrechten en milieu. Dit moet de negatieve gevolgen die kunnen voortvloeien uit internationale verschillen in standaarden binnen bevoorradings- en toeleveringsketens voorkomen, aanpakken en bestrijden.
Het toepassingsgebied
Voor elke Nederlandse onderneming, zoals gedefinieerd in de Handelsregisterwet 2007 (inclusief een dochteronderneming), die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat haar activiteiten negatieve gevolgen kunnen hebben voor de mensenrechten, arbeidsrechten of het milieu in een land buiten Nederland, geldt een algemene wettelijke zorgplicht. Volgens de memorie van toelichting bij het Wetsvoorstel is dit van toepassing op alle in Nederland gevestigde ondernemingen, ongeacht de grootte, inclusief staatsbedrijven, inkoopdiensten, brievenbusfirma's en ondernemingen die commercieel actief zijn op de Nederlandse markt. De voorgestelde wetgeving is ook van toepassing op ondernemingen gevestigd op de BES-eilanden en op grote buitenlandse ondernemingen die producten verkopen op de Nederlandse markt of activiteiten uitvoeren in Nederland.
Het Wetvoorstel maakt onderscheid tussen grote[1] en kleine ondernemingen wat betreft de voorgestelde administratieve maatregelen. Grote Nederlandse ondernemingen zijn verplicht de specifieke stappen te volgen die vereist zijn in navolging van de OESO Due Diligence handreiking voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.[2] Kleinere ondernemingen hebben vaak niet de financiële middelen om te voldoen aan de administratieve lasten van het Wetsvoorstel. Daarom heeft de wetgever ervoor gekozen om ondernemingen in de categorie van klein tot middelgroot niet te belasten met de administratieve verplichtingen die gepaard gaan met het verplichte due diligence. Het staat kleine tot middelgrote ondernemingen vrij om hun eigen nalevingsprocedures te creëren.
De algemene zorgplicht
De algemene zorgplicht behelst een zogenaamde “waakzaamheid’ ten aanzien van negatieve gevolgen voor de mensenrechten, arbeidsrechten of het milieu binnen de productie- of toeleveringsketen van een onderneming. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer er beperkingen zijn van de vrijheid van vereniging en collectieve onderhandelingen, discriminatie, gedwongen arbeid, kinderarbeid, onveilige werkomstandigheden, slavernij, uitbuiting of milieuschade in de toeleveringsketen. De zorgplicht treedt in wanneer er zogenaamde wetenschap is verworven van de negatieve gevolgen. Het Wetsvoorstel geeft geen specifieke definities voor deze begrippen.
Ondernemingen met deze verworven kennis dienen in redelijkheid uit te voeren maatregelen te nemen om de negatieve gevolgen te voorkomen, te beperken, ongedaan te maken of te herstellen. Indien de ondernemingen negatieve gevolgen constateert dient de onderneming:
-
alle maatregelen nemen die redelijkerwijs van de onderneming kunnen worden verwacht om de negatieve gevolgen te voorkomen;
-
als de gevolgen niet kunnen worden voorkomen, moeten ze zoveel mogelijk worden beperkt, ongedaan gemaakt en indien nodig worden hersteld; en
-
als de gevolgen niet voldoende kunnen worden beperkt, moet de activiteit die de gevolgen veroorzaakt worden stopgezet, als stopzetting redelijkerwijs van de onderneming kan worden verwacht.
De zorgplicht voor grote Nederlandse ondernemingen
De zorgplicht voor grote Nederlandse ondernemingen om zorgvuldigheid toe te passen in hun productie- en toeleveringsketens is gebaseerd op de zes stappen uit de OESO Richtlijnen voor due diligence en maatschappelijk verantwoord ondernemen (de "Richtlijnen"). De Richtlijnen beschouwen due diligence, ofwel de uitoefening van gepaste zorgvuldigheid, als het kernprincipe voor het beleid van ondernemingen. Ondernemingen behoren daarom de procedure waarbij zij potentiële en daadwerkelijke negatieve gevolgen van hun activiteiten identificeren, voorkomen en verminderen, en verantwoordelijk worden gehouden voor hun beheer van geïdentificeerde risico's, uitgebreid te analyseren. De Richtlijnen bieden praktische handvatten (via rapportagestandaarden) voor ondernemingen om zich aan behoorlijke zorgvuldigheidsgebruiken te houden.
Het overwegen van de mogelijke negatieve gevolgen van de zakelijke relaties van een onderneming, dient breed te worden geïnterpreteerd en omvat niet alleen zakelijke partners maar ook alle groepsmaatschappijen die betrokken zijn bij de activiteiten van de onderneming. In essentie heeft de verplichting tot het naleven van de due diligence plicht, een brede reikwijdte en (daardoor) verstrekkende gevolgen.
De volgende stappen dienen door grote onderneming te worden genomen in overeenstemming met de rapportagestandaarden uiteengezet in de Richtlijnen:
-
het integreren van maatschappelijk verantwoord ondernemen (“MVO”) in het beleid, de management systemen en bedrijfsprocessen van de onderneming;
-
het identificeren van daadwerkelijke of potentiële negatieve gevolgen voor MVO-thema's;
-
het verminderen, voorkomen of beperken van negatieve gevolgen;
-
het monitoren van de praktische implementatie en resultaten;
-
het verspreiden van informatie over de genomen maatregelen om de gevolgen aan te pakken; en
-
het mogelijk maken of helpen bij herstel waar van toepassing.
Toezicht en handhaving
Het schenden van de algemene zorgplicht is volgens het Wetsvoorstel niet bestuursrechtelijk handhaafbaar. Dit is verstandig gezien de huidige problemen met het handhaven van open zorgplichten. Handhaving kan alleen plaatsvinden in geval van een onmiskenbare schending van de zorgplicht, maar het is moeilijk om een open norm waarin een duidelijke last die op ondernemingen rust, te formuleren. Bij een te brede open norm kan het voor een onderneming onhaalbaar zijn om toepassing van een norm door te laten werken in de onderneming. Bij een te smalle norm kan makkelijk omzeiling van de norm ontstaan.
De andere verplichtingen in het Wetsvoorstel, inclusief de verplichting om een due diligence te verrichten, worden zowel bestuurlijk als strafrechtelijk afgedwongen. Bestuurlijke handhaving vindt plaats via toezicht door de Autoriteit Consument & Markt (de “ACM”). De ACM kan informatie verstrekken en/of bindende instructies uitvaardigen, evenals een dwangsom of bestuurlijke boete opleggen. Bovendien kan de ACM besluiten deze maatregelen openbaar te maken.
Bestuurdersaansprakelijkheid
De verplichting om te voldoen aan de rapportagestandaarden kan strafrechtelijk (door het Openbaar Ministerie) worden afgedwongen als binnen een periode van vijf jaar ten minste twee keer een dwangsom of bestuurlijke boete is opgelegd vanwege een schending van de in het Wetsvoorstel opgenomen verplichtingen. De handhaving van het Wetsvoorstel kan ook worden ingeroepen, zowel door individuele slachtoffers als door belangenvertegenwoordigers, op grond van onrechtmatige daad in overeenstemming met artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. De partij die zich op onrechtmatige daad beroept dient in dat geval nadelige effecten te hebben ondervonden door de overtreding van de in het Wetsvoorstel opgenomen verplichtingen.
Als ondernemingen weigeren te rapporteren, onvolledig rapporteren of onvoldoende oplossingen bieden wanneer er de wetenschap van negatieve gevolgen binnen de (in overeenstemming met artikel 2.4 en artikel 2.8, lid 4 van het Wetsvoorstel), kunnen bestuurders persoonlijk voor de rechter worden gedaagd, indien voldoende ernstig persoonlijk verwijt kan worden aangetoond. Een dergelijke procedure zal pas worden gestart na waarschuwingen door de ACM. De drempel is strikt..
Inwerkingtreding
De beoogde inwerkingtredingdatum van het Wetsvoorstel was 1 januari 2023, met uitzondering van een overgangsperiode met betrekking tot de bepalingen inzake bestuurlijk toezicht en handhaving (oorspronkelijk geplande inwerkingtreding: 1 juli 2023) en strafrechtelijke handhaving (oorspronkelijk geplande inwerkingtreding: 1 januari 2024). De implementatie is vertraagd vanwege het voortdurende publieke debat tussen het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Bestuurders van een aantal Nederlandse ondernemingen zijn ontevreden over de verbreding van persoonlijke aansprakelijkheid en kans op gevangenisstraf. Baggeraar Boskalis dreigt Nederland zelfs te verlaten als het Wetsvoorstel wordt aangenomen.[3] Aan de andere kant van het debat staan maatschappelijke organisaties zoals Cordaid die het Wetsvoorstel als een waardevolle poging van de Nederlandse overheid zien om stappen te maken richting vermindering van sociale ongelijkheid en mitigatie van klimaatverandering.[4]
Wenst u meer informatie te ontvangen over de mogelijke gevolgen en implicaties van het Wetsvoorstel? Neem dan gerust contact op met de specialisten van Meijburg
[1] Volgens het Wetsvoorstel worden grote Nederlandse ondernemingen gedefinieerd als onderneming die op de balansdatum aan ten minste twee van de volgende drie criteria voldoen: totale activa: €20 miljoen, netto omzet: €40 miljoen en gemiddeld aantal werknemers tijdens het boekjaar: 250 werknemers
[2] OECD Due Diligence Guidance for Responsible Business Conduct | Publication | National Contact Point OECD Guidelines
[3] Waarom is er zoveel kritiek op een wet voor maatschappelijk verantwoord ondernemen? (nos.nl)
[4] Overheid zet stappen naar wet duurzaam en verantwoord ondernemen - Cordaid