Tax Update Shipping en Offshore - Juli 2021

9 juli 2021
shipping

Beste lezer,

Dit is de tweede editie van onze Tax Update voor de Shipping & Offshore sector van 2021. Wij houden u graag op de hoogte van nationale en internationale ontwikkelingen, uiteenlopende jurisprudentie, wetsvoorstellen en praktijkervaringen die actueel en relevant zijn voor de sector, zodat u weet wat er speelt.

Dat de tijd niet stilstaat, blijkt wel uit deze wederom goed gevulde editie. Wij besteden onder meer aandacht aan het vernieuwde tonnagebesluit in Nederland, jurisprudentie en de OESO-initiatieven Pillar 1 en Pillar 2, die in huidige vorm voorzien in een wereldwijd minimum effectief belastingtarief (‘effective tax rate’, ETR) van 15%. Met name laatstgenoemde ontwikkeling is een baanbrekende wijziging van (of een aanvulling op) het belastingsysteem zoals wij dat sinds jaar en dag kennen.

Voor de internationale zeescheepvaart als bedoeld in de context van het OESO-Modelverdrag (artikel 8), zal een uitzondering worden opgenomen. De vraag is uiteraard wel hoe die uitzondering er feitelijk uit zal zien. Aangezien veel rederijen meerdere activiteiten ontplooien die dienstbaar zijn aan de internationale zeescheepvaart, is het nog meer de vraag hoe het OESO-begrip zal worden vertaald naar de vrijstelling. Het OESO-Commentaar bevat in dit kader immers vele voorbeelden.

Voor de offshore-industrie (en de daar gebruikte schepen) daarentegen is geen expliciete uitzondering opgenomen. De vraag is welke impact Pillar 2 in deze sector gaat hebben. Die zal mogelijk zeer divers zijn. Er zullen immers bedrijven zijn die deels gebruikmaken van een tonnageregime maar niet onder een ETR van 15% uitkomen, en andere bedrijven voor wie dit wel geldt. Nog een vraag is of de leasing/chartering van schepen de ‘substance carve-out’ kan genieten. En, speelt dat dan voor de offshore en de internationale scheepvaart, of zijn er nog specifieke vrijstellingen van bronbelastingen in het kader van de ‘subject to tax rule’ (STTR) in relatie tot charterbetalingen? Kortom: een zeer actueel onderwerp met grote impact, dat volop in beweging is en waarbij nog een hoop onbeantwoorde vragen spelen. Wij houden u daarover graag op de hoogte in de aanloop van de voorgenomen inwerkingtreding in 2023.

Ernst-Jan Bioch

Meijburg & Co, juli 2021

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

OECD/G20 Inclusive Framework Agreement on BEPS 2.0

Op 1 juli 2021 hebben 130 landen in een historische overeenkomst een verklaring goedgekeurd met betrekking tot een raamwerk voor de hervorming van het internationale belastingsysteem. Deze landen zijn lid van het OECD/G20 Inclusive Framework on BEPS (“IF”), waarbij 139 landen zijn aangesloten. In de verklaring zijn de kernvoorwaarden vastgelegd voor een op twee pillars gebaseerde benadering van hervormingen en roept op tot het aangaan van een alomvattende overeenkomst door de vergadering van de ministers van financiën van de G20 en de bestuurders van de Centrale Bank in oktober 2021, met daarin de hervormingen die in 2023 van kracht zullen worden. Pillar 1 van de overeenkomst behelst een significante afwijking van de internationale belastingsysteemstandaarden van de voorbije 100 jaar en vergt vooral een fysieke aanwezigheid in een land alvorens dat land belasting kan heffen.

Pillar 2, op welke pillar wij ons richten voor de shipping en offshore in het licht van de reikwijdte van Pillar 1, borgt een ongeëvenaarde overeenkomst inzake een wereldwijd minimumbelastingniveau waardoor een benedengrens voor belastingconcurrentie tussen rechtsstelsels wordt vastgelegd. In het Report on the Pillar Two Blueprint werd met betrekking tot de internationale scheepvaart al geconstateerd dat:

  • De belangrijkste belastingregels van Pillar 2 (GloBE) gelden voor alle operationele bedrijven. De GloBE-regels zullen enkel van toepassing zijn op MNO’s met omzetten die hoger zijn dan de drempel van € 750 miljoen. Het uitsluiten van een specifieke sector zou kunnen leiden tot extra BEPS-risico’s en oneerlijkheidskwesties tussen verschillende bedrijfssectoren en rechtsstelsels. Dit zou de effectiviteit van de GloBE-regels kunnen ondermijnen. De unieke kenmerken van de internationale scheepvaartindustrie vereisen echter dat verder zal moeten worden ingegaan op de vraag of en in hoeverre de GloBE-regels op deze sector van toepassing zouden zijn.
  • De internationale scheepvaartindustrie is onderworpen aan speciale belastingregelingen. Het kapitaalintensieve karakter, het niveau van de winstgevendheid en de lange economische levenscyclus van de internationale scheepvaart hebben een aantal rechtsstelsels ertoe gebracht om alternatieve of aanvullende belastingstelsels voor deze industrie in te voeren. Belastingen zoals de tonnagebelasting kunnen leiden tot minder volatiele resultaten voor de scheepvaart en bieden een stabielere basis voor langetermijninvestering. Door de wijdverbreide beschikbaarheid van deze alternatieve belastingstelsels opereert de internationale scheepvaart vaak buiten het toepassingsgebied van de vennootschapsbelasting. Ook de internationale scheepvaart zou daardoor binnen het toepassingsgebied van de GloBE-regels beleidskwesties oproepen in het licht van de politieke keuzes binnen deze rechtsstelsels.
  • Indien de internationale scheepvaart binnen het toepassingsgebied van Pillar 2 viel, zouden er ook vragen zijn over de gevolgen hiervan, waarbij wordt opgemerkt dat het effect op de opbrengsten wellicht minder zou kunnen zijn, aangezien het ontwerp een onbeperkte voorwaartse verliesverrekening, een formulaire afsplitsing op basis van de aard van de sector omvat en tonnagebelastingen onder de belastingregels zouden vallen. Uiteindelijk is het normale operationele model van een internationaal scheepvaartbedrijf zo dat de meeste inkomsten uit de scheepvaart afkomstig zijn van derden of andere groepsleden die zijn onderworpen aan lage of alternatieve belastingsystemen. Deze operationele structuur kan tot gevolg hebben dat de regel voor te lage belastingafdrachten een ineffectief vangnet is voor de regel van meegenomen inkomsten, hetgeen betekent dat dit door toepassing van de GloBE-regels zou kunnen leiden tot concurrentievervalsing en instabiele resultaten.

Naar aanleiding van de verklaring van 1 juli 2021 staat vast dat voor de internationale scheepvaart (zoals in de context van art. 8 OECD Model Tax Convention) een vrijstelling zal worden opgenomen, naast de drempel van € 750 miljoen. Wij verwijzen naar deze KPMG-link voor meer achtergrondinformatie over de recent gesloten historische overeenkomst en andere uitzonderingsmaatregelen en vereenvoudigingen.

Duitsland: wijziging van de steunregeling ter ondersteuning van de maritieme transportsector

De Europese Commissie heeft, op grond van de EU-staatssteunregels, de wijziging van een steunregeling goedgekeurd om de maritieme transportsector in Duitsland te steunen. In het kader van de bestaande regeling, die door de Commissie op grond van de EU-staatsteunregels laatstelijk werd goedgekeurd in mei 2016, kunnen scheepvaartmaatschappijen met zeevarenden aan boord van in aanmerking komende koopvaardijschepen profiteren van een verlaging van de loonheffingen voor hun zeevarend personeel.

Duitsland heeft de Commissie in kennis gesteld van de onderstaande wijzigingen van de bestaande regeling:

  1. de prolongatie van de regeling tot 31 mei 2027;
  2. een stijging van de totale begroting van circa € 70 miljoen per jaar (eerder € 25 miljoen per jaar); en
  3. de uitbreiding van de regeling van uitsluitend onder Duitse vlag varende schepen naar alle in aanmerking komende schepen die varen onder de vlag van een land in de Europese Economische Ruimte (EER), op voorwaarde dat zij waren ingeschreven in een Duits scheepsregister.

Wat dit laatste betreft, hebben de Duitse autoriteiten na gesprekken met de Commissie zich ertoe verbonden om de regeling ook verder open te stellen voor in aanmerking komende schepen die in andere scheepsregisters binnen de EU/EER staan ingeschreven. De Commissie heeft vastgesteld dat de aldus gewijzigde regeling – mede in het licht van de aanvullende toezegging van Duitsland – in lijn is met de regels van de interne markt, omdat het discriminatie voorkomt tussen schepen op basis van de scheepsregisters in de EU/EER waarin deze zijn ingeschreven. Zie link.

Hongkong: ontwikkelingen in belastingverdragen

Hongkong heeft nu 45 belastingverdragen gesloten, waaronder overeenkomsten inzake dubbele belasting met Servië (die in 2020 van kracht werden) en met Georgië (onderworpen aan ratificatie door Hongkong op de datum van deze publicatie);

Georgië

  • De bronbelasting in Georgië voor inwoners van Hongkong op rente en royalty’s zal normaal gezien worden afgetopt op 5%; en
  • winsten uit internationaal scheepstransport die door inwoners van Hongkong in Georgië worden gegenereerd, worden in Georgië niet belast.

Servië

  • De bronbelasting in Servië voor in Hongkong gevestigde bedrijven op dividenden, rente en royalty’s wordt normaal gesproken afgetopt op respectievelijk 5% of 10% (afhankelijk van het percentage aandeelhouders), 10%, en 5% of 10% (afhankelijk van de aard van de royalty’s); en
  • winsten uit internationaal scheepstransport die in Servië zijn gegenereerd door inwoners van Hongkong zullen in Servië niet worden belast.

Italië: wijzigingen in de btw-behandeling van zeeschepen en aanverwante onderdelendiensten

Er zijn wijzigingen in de btw-behandeling van oceaanschepen en verwante onderdelen en diensten. Scheepseigenaren of reders zullen geen btw-vrije schepen kunnen kopen of leasen, tenzij zij een verzoek tot toepassing van het nultarief indienen bij de Italiaanse belastingautoriteiten.

De directeur van de Italiaanse belastingdienst gaf een uitvoeringsdecreet nr. 0151377 (15 juni 2021) uit, waarin is opgenomen dat een formulier moet worden gebruikt om aan te geven:

  • Dat meer dan 70% van de gevaren afstand heeft plaatsgevonden op volle zee (waarbij een attest wordt verlangd om te kunnen profiteren van de aankoop van het schip of verwante diensten tegen nultarief)
  • Het gebruikspercentage van pleziervaartuigen binnen het territorium van de EU op grond van lange termijn chartering of leasecontracten tussen bedrijven en consumenten (B2C) (het formulier kan worden gebruikt om het geschatte gebruik of feitelijke gebruik aan te geven)

Lees voor meer details dit rapport,o pgesteld door onze KPMG-collega’s in Italië.

Nederland (diversen)

Besluit zeescheepvaart geactualiseerd

Het besluit over winst uit zeescheepvaart en samenwerkingsverbanden in de zeescheepvaart van 26 juni 2013 is onlangs geactualiseerd. Er zijn enkele toevoegingen, waaronder een onderdeel over het aanvangsjaar van het tonnageregime bij startende ondernemingen, een beschrijving van de door de Belastingdienst gebruikte praktische verdeelsleutel voor de bepaling van de kwalificerende bedrijfstijd bij baggerschepen en een beschrijving van de zogenoemde asset/crew-split die in de praktijk wordt gebruikt voor de winstsplitsing bij onder meer kabelleggers. Tot slot gaat het besluit in op de samenloop tussen het tonnageregime en de investeringsaftrek.

Conclusies A-G Niessen inzake internationaal verkeer (pijpenlegger en bouwfase)

Waar we hiervoor al concludeerden dat het OESO-begrip ‘internationaal verkeer’ in het kader van Pillar 2 aan belang zal toenemen, was dit ook reeds onderwerp van discussie in twee zaken waarin advocaat-generaal (A-G) Niessen recent conclusie heeft genomen.

  • Vervoer: A-G Niessen heeft conclusie genomen in deze zaak, waarin in geschil was of de dienstbetrekking van belanghebbende is uitgeoefend aan boord van een schip dat wordt geëxploiteerd in internationaal verkeer als bedoeld in artikel 15 lid 3 Verdrag Nederland-Zwitserland. In lijn met de uitspraak van Hof Den Haag komt de A‑G tot de conclusie dat het leggen van pijpleidingen de primaire dienst is van het schip. Vervoer van personen of goederen voor, na of gedurende het verrichten van het leggen van de pijpleidingen is hieraan bijkomstig. Dergelijk vervoer kwalificeert daardoor niet als (commercieel) vervoer van personen of goederen (geen internationaal vervoer).
  • Afbouw: in deze zaak was in geschil of de dienstbetrekking van belanghebbende in 2015 is uitgeoefend aan boord van een schip dat wordt geëxploiteerd in internationaal verkeer als bedoeld in artikel 15 lid 3 Verdrag Nederland-Zwitserland. Het schip (wederom een pijpenlegger) in deze zaak is in 2014 vanuit Korea naar Rotterdam gebracht, alwaar het afgebouwd is. In 2016 is het schip voor het eerst ingezet. Belanghebbende heeft alle werkdagen in 2015 in Nederland gewerkt en geen werkzaamheden in Zwitserland verricht. Rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat het schip in 2015 niet is geëxploiteerd voor het vervoer van personen of goederen in het internationale verkeer. De stelling van belanghebbende dat het schip is ontworpen voor exploitatie in het internationale verkeer en in latere jaren ook als zodanig is geëxploiteerd, maakte hierbij geen verschil. De A-G concludeert echter anders.
Voor belasting op verzekeringspremies is inschrijving in scheepsregister van belang

In een zaak voor het Europese Hof van Justitie (HvJ) stond de vraag centraal waar geïnde maritieme verzekeringspremies onderworpen zijn aan assurantiebelasting. Dit hangt af van de lidstaat van registratie. Het HvJ oordeelt dat voor invulling van dit begrip beslissend is in welk land het schip ten behoeve van het bewijs van eigendom is ingeschreven in een officieel register. Dat is volgens het HvJ niet anders indien een schip (tijdelijk) onder de vlag van een ander land vaart. Dit was in deze zaak Duitsland.

Belanghebbende kwalificeert als scheepsmanager voor tonnageregime ondanks uitbesteden van uitvoering bemanningsbeheer

Hof Arnhem-Leeuwarden kwam in een zaak tot een feitelijke toetsing, waaruit bleek dat een scheepsmanager wel degelijk, ondanks het uitbesteden van een deel van de uitvoering van het bemanningsbeheer, kwalificeert voor toepassing van het tonnageregime.

Verdragsontwikkelingen
  • Verdrag Cyprus: Nederland heeft met Cyprus een belastingverdrag gesloten. Cyprus heeft het verdrag al geratificeerd. De inwerkingtreding van het verdrag is dus met name afhankelijk van het wetgevingsproces in Nederland. Als Nederland het wetgevingsproces afrondt voor 1 december 2021, is het verdrag van toepassing per 1 januari 2022, zie link.
  • Verdrag Rusland: Rusland heeft het bilaterale belastingverdrag met Nederland eenzijdig opgezegd. De opzegging door Rusland houdt in dat de toepassing van het verdrag per 1 januari 2022 wordt beëindigd, zie link.

Noorwegen: verlenging van tijdelijke wijzigingen in de steunregeling

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (ESA) heeft goedkeuring verleend aan een verlenging van de tijdelijke wijzingen van de Noorse steunregeling die de teruggaaf van belasting en sociale bijdragen voor bepaalde scheepvaartmaatschappijen mogelijk maakt. Deze regeling geldt voor scheepvaartmaatschappijen die Noorse zeevarenden aan boord hebben of zeevarenden uit de Europese Economische Ruimte (EER) aan boord hebben van onder Noorse vlag varende schepen.

De teruggave werd beperkt tot NOK 36.000 of tot 26% van de betaalde belasting en sociale bijdragen (afhankelijk van de categorie zeevarenden), per belastingtermijn.

De aangekondigde verlenging van de tijdelijke wijzigingen is een reactie op de uitbraak van COVID-19 en de gevolgen daarvan voor de Noorse scheepvaart en zeevarend personeel uit de EER. De uitbraak van COVID-19 heeft een negatieve impact op de Noorse scheepvaart, zowel in operationele als in financiële zin, en heeft geleid tot een vermindering van de vraag naar, onder andere, offshore scheepvaartdiensten en personenvervoer. Zolang de COVID-19 pandemie voortduurt met de negatieve impact ervan op de scheepvaartsector, is verlenging van de tijdelijke wijzigingen gerechtvaardigd.

Zuid-Afrika: interpretatienota bronbelasting op rente

De Zuid-Afrikaanse Belastingdienst (SARS) heeft een Interpretatienota gepubliceerd over de bronbelasting op rente. De Nota voorziet in richtlijnen aangaande de interpretatie en toepassing van bepaalde artikelen van de Wet Inkomstenbelasting 1962 met betrekking tot de bronbelasting op rente. Een rentebedrag dat door een internationale scheepvaartmaatschappij is uitgekeerd aan een buitenlands persoon uit hoofde van een schuld die is aangewend voor de aankoop, bouw of verbeteringen van/aan een Zuid-Afrikaans schip dat wordt gebruikt voor de internationale scheepvaart, wordt vrijgesteld van de desbetreffende bronbelasting.

Overig

  • De Europese Commissie stelt voor Nederland en Denemarken te machtigen om een verlaagd tarief voor energiebelasting toe te passen op de energie die is geleverd aan schepen die zijn aangemeerd in havens.
  • KPMG heeft een publicatie uitgegeven die inzicht geeft in de weg naar duurzaamheid in het maritieme milieu, het huidige alternatieve voorstel betreffende brandstofopties voor schepen, de geldende regelgeving en het belang van het inpassen van EGS in het bedrijfsmodel voor de scheepvaart. Zie link.
  • Brazilie een land waar veel scheepvaart- en offshore-activiteiten plaatsvinden (onder andere door Nederlandse bedrijven), heeft een baanbrekend voorstel tot belastinghervorming met de wereld gedeeld.

© 2024 Meijburg & Co is een Nederlandse maatschap van besloten vennootschappen, staat ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 53753348
en is aangesloten bij de wereldwijde KPMG organisatie van onafhankelijke entiteiten verbonden aan KPMG International Limited, een Engelse private company limited by guarantee.
Alle rechten voorbehouden.