Storting van € 10 miljoen op bankrekening behorende tot beperkte huwelijksgemeenschap: geen schenking!

12 mei 2021
Storting van € 10 miljoen op bankrekening behorende tot beperkte huwelijksgemeenschap: geen schenking!

Op 7 mei 2021 heeft de Hoge Raad arrest gewezen in de procedure over de vraag of een beperkte huwelijksgemeenschap die is ontstaan door het aangaan van het huwelijk, leidt tot een met schenkbelasting belaste schenking. In navolging van Hof Arnhem-Leeuwarden en de conclusie van advocaat-generaal (A-G) IJzerman heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het ontstaan van deze beperkte huwelijksgemeenschap, bestaande uit een en/of-bankrekening en daarbij behorende schulden waarop voorafgaand aan het huwelijk € 10 miljoen werd gestort, niet leidt tot een belaste schenking. De Hoge Raad sluit aan bij de bestaande jurisprudentie en oordeelt dat van een schenking geen sprake is, omdat een voltooide vermogensverschuiving ontbreekt nu het saldo op de bankrekening nog kan fluctueren gedurende het huwelijk en er niet afzonderlijk over het aandeel in de gemeenschap kan worden beschikt. Deze uitkomst biedt de praktijk meer duidelijkheid als het gaat om de fiscale gevolgen van het aangaan van een beperkte gemeenschap. Hierna leest u meer over deze procedure.

Casus

Een man en vrouw zijn in september 2008 met elkaar gehuwd. De man is zeer vermogend en het vermogen van de vrouw is beperkt. Voorafgaand aan het huwelijk hebben de man en vrouw huwelijkse voorwaarden laten opstellen, die ingaan op het moment dat het huwelijk wordt voltrokken. In de huwelijkse voorwaarden hebben zij opgenomen dat iedere gemeenschap van goederen is uitgesloten, met uitzondering van een bank- en effectenrekening en daaraan gekoppelde termijndeposito’s. Vlak voor de voltrekking van het huwelijk heeft de man € 10 miljoen gestort op de tot de huwelijksgemeenschap behorende bankrekening. Vervolgens zijn de man en de vrouw getrouwd, waardoor de huwelijkse voorwaarden van kracht zijn geworden en zij beiden gerechtigd zijn tot de onverdeelde helft van (het door de man gestorte saldo op) de bankrekening.

De inspecteur meent dat de man door het aangaan van deze huwelijkse voorwaarden en de storting een schenking van € 5 miljoen aan de vrouw heeft gedaan en legt een (navorderings)aanslag schenkbelasting op. Na de procedure bij het hof heeft de inspecteur beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad volgt het oordeel van het hof en de conclusie van A-G IJzerman en oordeelt dat van een schenking geen sprake is. Volgens het hof kan bij het aangaan van het huwelijk geen schenking worden aangenomen, omdat de man door de storting op de bankrekening een vordering van € 10 miljoen op de bank heeft verkregen en dit vorderingsrecht, dat naar zijn aard in hoogte zal fluctueren, tot de beperkte gemeenschap is gaan behoren. Zolang die beperkte gemeenschap bestaat, is volgens het hof door de aard van het vorderingsrecht niet bekend wat de man en vrouw aan het einde van de gemeenschap kunnen verdelen. De omvang van de beperkte gemeenschap kan aan het einde van de gemeenschap zijn toe- of afgenomen. Op het moment van het aangaan van de beperkte huwelijksgemeenschap is van een voltooide vermogensverschuiving, en dus van een schenking, dan ook geen sprake. Bij dit oordeel speelde eveneens mee dat de echtgenoten gedurende het bestaan van de huwelijksgemeenschap niet afzonderlijk konden beschikken over het aandeel in de gemeenschap. Volgens de Hoge Raad heeft de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat zich door het van kracht worden van deze huwelijkse voorwaarden een voltooide vermogensverschuiving heeft voorgedaan. Een huwelijksgemeenschap die slechts één vermogensbestanddeel omvat, vertoont weliswaar niet het kenmerk dat andere baten en lasten het resultaat van de vermogensverschuiving kunnen beïnvloeden, zoals bij een algehele gemeenschap van goederen, maar leidt niet tot een ander oordeel.

Commentaar KPMG Meijburg & Co

Hoewel het oordeel van de Hoge Raad aansluit bij bestaande rechtspraak, is deze uitspraak erg belangrijk voor de praktijk. Het aangaan dan wel wijzigen van huwelijkse voorwaarden leidt daar namelijk nogal eens tot discussie met de Belastingdienst over de vraag of sprake is van een voltooide vermogensverschuiving. In de ogen van de Belastingdienst lijkt van een voltooide vermogensverschuiving (en dus belaste schenking) al vrij snel sprake.

Over de vraag of huwelijkse voorwaarden tot een belaste schenking leiden is al vaker geprocedeerd. De Hoge Raad heeft in een ver verleden op 28 januari 1959 al beslist dat het wijzigen van het huwelijksgoederenregime van een zogenoemde koude uitsluiting naar een algehele gemeenschap van goederen tijdens het huwelijk geen schenking is. Volgens een later arrest van 17 maart 1971 is daarvan zelfs geen sprake als de wijziging in een algehele gemeenschap van goederen in het zicht van overlijden gebeurt. Zolang de huwelijksgemeenschap bestaat, heeft degene die (vermoedelijk) bevoordeeld wordt namelijk geen mogelijkheid om dit te realiseren. Bovendien blijven gedurende het huwelijk vermogensverschuivingen plaatsvinden die de huwelijksgemeenschap kunnen raken, zodat pas bij het einde van het huwelijk duidelijk is wat de echtgenoten kunnen verdelen. Op dat moment is er echter op basis van de wet geen mogelijkheid om (alsnog) schenkbelasting te heffen. Zolang zich gedurende het huwelijk geen voltooide vermogensverschuiving voordoet, kan geen verrijking dan wel verarming worden vastgesteld, waardoor van een schenking geen sprake is. Uit de eerdere rechtspraak van de Hoge Raad valt af te leiden dat deze uitkomst ook aansluit bij het huwelijk als instituut: het aangaan van een huwelijk zal (vaak) niet gericht zijn op de bevoordeling van de ander – zoals bij een schenking wel het geval is – maar op het in het leven roepen van een familierechtelijke rechtsbetrekking tussen de echtgenoten.

Hoewel de rechtspraak van de Hoge Raad toch duidelijke handvatten lijkt te bieden, bestaat er in de praktijk veel discussie over de vraag of sprake is van een voltooide vermogensverschuiving als gevolg van huwelijkse voorwaarden. In geval van een beperkte gemeenschap kan (volgens de staatssecretaris) sprake zijn van een voltooide vermogensverschuiving die leidt tot heffing van schenkbelasting. Hoewel met een beleidsbesluit, respectievelijk een (vroegtijdig gestrand) wetsvoorstel is geprobeerd de praktijk wat meer houvast (in lijn met het oordeel van de Hoge Raad) te bieden, moet in de praktijk nog altijd rekening worden gehouden met discussie met de Belastingdienst over de fiscale gevolgen van huwelijkse voorwaarden.

Met deze uitspraak van de Hoge Raad lijkt er – voor echtelieden in goede zin – weer wat meer duidelijkheid te zijn gekomen. Voorzichtigheid blijft echter geboden. Zo is het bijvoorbeeld nog onduidelijk of er verschil bestaat tussen de fiscale impact van huwelijkse voorwaarden bij het aangaan van het huwelijk of door een wijziging tijdens het huwelijk. Ook is onduidelijk of deze uitleg van de Hoge Raad enkel geldt indien de beperkte huwelijksgemeenschap alleen bestaat uit het saldo op een bankrekening, of dat die ook geldt voor overige vermogensbestanddelen (bijvoorbeeld aanmerkelijkbelangaandelen). Om te voorkomen dat een voltooide vermogensverschuiving kan worden vastgesteld, blijft het dan ook belangrijk de huwelijkse voorwaarden zorgvuldig te formuleren. Wilt u meer weten over de mogelijkheden, dan kunt u contact opnemen met een van onze estateplanningspecialisten of met uw vaste Meijburgcontactpersoon.

© 2024 Meijburg & Co is een Nederlandse maatschap van besloten vennootschappen, staat ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 53753348
en is aangesloten bij de wereldwijde KPMG organisatie van onafhankelijke entiteiten verbonden aan KPMG International Limited, een Engelse private company limited by guarantee.
Alle rechten voorbehouden.