Start eerste internetconsultatie nieuwe groepsregeling in de vennootschapsbelasting
Op 17 juni 2019 is door de staatssecretaris van Financiën een publieke internetconsultatie gestart over een keuzedocument met in hoofdzaak vier oplossingsrichtingen voor een nieuwe groepsregeling in de vennootschapsbelasting. Belangengroepen, bedrijven, adviseurs, wetenschappers en andere geïnteresseerden worden uitgenodigd een reactie in te zenden. Onderdeel van de consultatie vormt een negental expliciete vragen die zijn gekoppeld aan de oplossingsrichtingen. De einddatum van de consultatie is 29 juli 2019.
Achtergrond en aanleiding
De staatssecretaris heeft in oktober 2017 al aangegeven dat het huidige fiscale‑eenheidsregime moet worden opgevolgd door een nieuwe, toekomstbestendige groepsregeling. Ook de internetconsultatie was al eerder aangekondigd, zie onder meer onze berichtgeving uit mei 2018.
De wens om te komen tot een toekomstbestendig concernregime kent zijn oorsprong in de Europeesrechtelijke kwetsbaarheid van het huidige fiscale-eenheidsregime, zoals is gebleken uit de uitspraak van het Europese Hof van Justitie van 22 februari 2018 en de einduitspraak van de Hoge Raad van 19 oktober 2018 over de zogenoemde per‑elementbenadering. In verband hiermee is de wet voor een aantal elementen aangepast, zie de op 23 april 2019 door de Eerste Kamer aangenomen Wet spoedreparatie fiscale eenheid. Met betrekking tot andere elementen is het Europeesrechtelijke risico echter (mogelijk) niet volledig geweken. Daarom wordt gestreefd naar het ontwerpen van een nieuwe groepsregeling.
Het nu geconsulteerde keuzedocument is opgesteld naar aanleiding van een door het Ministerie van Financiën georganiseerde startbijeenkomst op 14 februari 2019. Tijdens deze bijeenkomst hebben vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, belangenorganisaties en de wetenschap hun visie op een nieuwe concernregeling gegeven.
Het keuzedocument
Randvoorwaarden
Het keuzedocument schetst de randvoorwaarden waaraan de nieuwe regeling zou moeten voldoen, te beginnen met het feit dat de regeling robuust en juridisch bestendig moet zijn. Dat houdt in dat zij lang mee moet kunnen gaan en niet vatbaar is voor misbruik en budgettaire risico’s. Het wordt dan ook van groot belang geacht dat de nieuwe regeling EU-rechtelijk houdbaar is. Verder wordt opgemerkt dat de nieuwe regeling moet bijdragen aan een goed fiscaal ondernemingsklimaat en goed uitvoerbaar moet zijn voor het bedrijfsleven en de Belastingdienst (dit geldt ook voor eventuele overgangsmaatregelen). Ten slotte vermeldt het keuzedocument dat de budgettaire gevolgen essentieel zijn voor de te maken beleidskeuzes.
Mogelijke oplossingsrichtingen
Het keuzedocument bespreekt vervolgens vier mogelijke oplossingsrichtingen:
- het continueren van het huidige regime en dit indien nodig uitbreiden met reparatiemaatregelen;
- volledige afschaffing van de fiscale eenheid zonder vervangende groepsregeling;
- het invoeren van een verlies- of winstoverdrachtsregeling;
- het invoeren van een grensoverschrijdende groepsregeling met objectvrijstelling.
Ad a)
In dit scenario blijft Nederland volgens de staatssecretaris binnen de EU de enige lidstaat met een volledige consolidatie van vermogen en resultaten. Mogelijk zijn in de toekomst – in verband met potentiële Europeesrechtelijke risico’s – nieuwe reparatiemaatregelen nodig, die onder meer tot nog meer complexiteit kunnen leiden en rechtsonzekerheid kunnen meebrengen. Tijdens de startbijeenkomst zijn evenwel diverse stemmen opgegaan ten faveure van deze oplossingsrichting.
Ad b)
In het keuzedocument wordt opgemerkt dat dit scenario naar verwachting tot een structurele budgettaire opbrengst leidt, maar dat de omvang daarvan mede afhankelijk is van de mate waarin bedrijven hun concernstructuur zullen gaan aanpassen. Bij afwezigheid van een fiscale groepsregeling kan namelijk de wens toenemen om de groepsstructuur te vereenvoudigen, bijvoorbeeld – waar mogelijk – door middel van fusies en liquidaties. De inschatting is dat per saldo toch sprake zal zijn van een toename van het aantal extra aangiften en (normaliter) het aantal bezwaar- en beroepschriften. Het streven is overigens om een eventuele budgettaire opbrengst weer aan te wenden binnen de vennootschapsbelasting. Een eventuele budgettaire derving moet ook binnen de vennootschapsbelasting worden gedekt.
Het keuzedocument vermeldt verder dat dit scenario zal leiden tot een beperking van de huidige mogelijkheden tot onderlinge verliesverrekening, tot verplichte winstneming op transacties tussen lichamen die nu nog in een fiscale eenheid zijn opgenomen en dat er minder mogelijkheden zullen zijn om binnen een concern fiscaal geruisloos te reorganiseren. Wel wordt de vennootschapsbelasting minder kwetsbaar en zullen naar verwachting minder regels nodig zijn. Tijdens de startbijeenkomst zijn nog flankerende maatregelen zoals grondslagverbreding en tariefverlaging geopperd.
Ad c)
Invoering van een verlies- of winstoverdrachtsregeling zou ertoe leiden dat een wezenlijk voordeel van de fiscale eenheid behouden zou blijven, namelijk de mogelijkheid om winsten en verliezen van verschillende lichamen binnen een groep met elkaar te verrekenen. In een dergelijke regeling zal elk groepslichaam eerst zijn eigen fiscale resultaat moeten bepalen en vervolgens binnen de fiscale groep zijn verlies respectievelijk winst moeten overdragen aan een ander lichaam met winst respectievelijk verlies.
Een variant is die waarbij in eerste instantie de fiscale bepalingen per lichaam worden toegepast, maar waarbij vervolgens de winsten en verliezen van alle tot de fiscale groep behorende lichamen bij een aangewezen lichaam van die groep in aanmerking worden genomen (‘resultaatpooling’). Per groep is dan slechts één aangifte vennootschapsbelasting nodig, die door het aangewezen lichaam wordt gedaan.
Volgens het keuzedocument heeft de Belastingdienst minimaal drie jaar nodig voor de overgang naar oplossingsrichting c). Ook voor dit scenario geldt dat de administratieve lasten naar verwachting zullen toenemen (zeker initieel) en onderlinge transacties zichtbaar zullen worden. Daarnaast zullen volgens het keuzedocument allerlei antimisbruikmaatregelen nodig zijn. Omdat reorganisaties lastiger zullen worden is een van de negen vragen of bij oplossingsrichting c) behoefte bestaat aan een extra fiscale interne reorganisatiefaciliteit.
Ad d)
Dit scenario kent de meeste voordelen van het fiscale-eenheidsregime ook toe in grensoverschrijdende situaties. Hiermee kan het regime tevens in overeenstemming met het EU-recht worden gebracht. De recent ingevoerde spoedreparatiemaatregelen zouden in dit scenario kunnen komen te vervallen. Het keuzedocument merkt echter op dat een dergelijk systeem elders niet voorkomt en kwetsbaar kan zijn voor nieuwe procedures. Verder wordt verwacht dat dit stelsel erg complex en bewerkelijk is. De staatssecretaris wijst er wederom op dat uitholling van de Nederlandse belastinggrondslag zou worden vergemakkelijkt, bijvoorbeeld doordat nieuwe fiscale mismatches ontstaan. Dit vindt het kabinet onwenselijk. Verder kunnen zich verdragsrechtelijke vragen voordoen en kan deze oplossingsrichting zonder nadere maatregelen onder meer leiden tot dubbele heffing en complicaties in de sfeer van de handhaafbaarheid en invordering.
Commentaar/vervolg
Het valt op dat het begeleidende nieuwsbericht en ook het keuzedocument zelf vermeldt dat het huidige regime zal worden opgevolgd door een toekomstbestendige fiscale groepsregeling, maar dat een van de oplossingsrichtingen is om het huidige regime te continueren. Overduidelijk is dat het kabinet de grensoverschrijdende groepsregeling geen reële oplossingsrichting vindt. Dit standpunt herkennen we ook uit eerdere uitlatingen. Uit de herhaaldelijk gemaakte opmerking dat er een toekomstbestendig groepsregime moet komen valt af te leiden dat afschaffing zonder vervanging evenmin de voorkeur van de staatssecretaris geniet. Uit het in het keuzedocument opgenomen schematische overzicht van de vier oplossingsrichtingen komt de verlies- of winstoverdrachtsregeling als ‘beste’ naar voren. Het overzicht is naar zijn aard uiteraard wel sterk vereenvoudigd.
Hoe dan ook kunnen onder meer het bedrijfsleven, belangenorganisaties en de wetenschap nu op alle oplossingsrichtingen hun reactie gaan geven. De staatssecretaris streeft er vervolgens naar om aan de hand van deze reacties in het najaar van 2019 een hoofdlijnenbrief naar de Tweede Kamer te sturen met daarin een schets van de beoogde fiscale groepsregeling. Uiterlijk voor het eind van de huidige kabinetsperiode (in beginsel maart 2021) zou dan een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer moeten worden gestuurd. Wij houden u uiteraard van het vervolg op de hoogte.
Mocht u vragen hebben of willen overleggen, neemt u dan gerust contact op met uw adviseur bij Meijburg & Co.