Hoge Raad oordeelt in Uber-zaak: gezichtspunt ‘ondernemerschap’ weegt volledig mee in kwalificatie van overeenkomst als arbeidsovereenkomst

4 maart 2025
Ondernemers

Op 21 februari 2025 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in de Uber-zaak rondom de beoordeling van arbeidsrelaties. 

Hoewel de uitspraak geen baanbrekende nieuwe inzichten biedt, verschaft deze wel meer duidelijkheid over de invloed van het zogenoemde ondernemerschap op de kwalificatie. 

Deliveroo-arrest

In 2023 stelde de Hoge Raad in het Deliveroo-arrest een aantal gezichtspunten vast om te bepalen of een arbeidsrelatie als een arbeidsovereenkomst gezien moet worden of niet. Een hiervan is de vraag of de werkende zich in het economische verkeer als ondernemer gedraagt.

Prejudiciële vragen 

Hof Amsterdam heeft in de Uber-zaak de volgende prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld:  

  1. Kan ‘ondernemerschap’ doorslaggevend zijn bij de bepaling of sprake is van een arbeidsovereenkomst?
  2. Kan de arbeidsrelatie van een werkende zonder ondernemerschap kwalificeren als arbeidsovereenkomst, terwijl een andere werkrelatie met een werkende zonder ondernemerschap die hetzelfde werk doet, niet als zodanig wordt gekwalificeerd? 
  3. Kan ondernemerschap, zowel binnen een bedrijf als daarbuiten, een rol spelen bij de beoordeling van de arbeidsrelatie?

Kern van de Uber-zaak 

De Hoge Raad bevestigt dat alle omstandigheden in samenhang moeten worden bekeken en dat er dus geen rangorde tussen de negen Deliveroo-gezichtspunten is. Kortom, het ondernemerschap is niet minder belangrijk dan de andere gezichtspunten bij de beoordeling of sprake is van een arbeidsovereenkomst. 

Verder bevestigt de Hoge Raad dat twee werkenden hetzelfde werk voor dezelfde opdrachtgever kunnen doen maar toch verschillend beoordeeld kunnen worden, afhankelijk van of zij zich in de markt als ondernemer gedragen. Dit betekent dat de beoordeling per individu kan verschillen. 

Daarnaast omvat het ondernemerschap niet alleen aspecten binnen de arbeidsrelatie, maar ook hoe iemand zich, buiten de specifieke werkrelatie, in het economische verkeer als ondernemer gedraagt door bijvoorbeeld zelfstandig acquisitie te doen of eigen tarieven te bepalen.  

Wachten op verdere ontwikkelingen

Deze uitspraak heeft niet alleen gevolgen voor de Uber-zaak, maar ook voor het wetsvoorstel VBAR (Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden), dat ondernemerschap als minder zwaarwegend criterium behandelt. 

Het hof zal de zaak voortzetten en in zijn uitspraak rekening houden met de antwoorden van de Hoge Raad. In de tussentijd is het voor opdrachtgevers belangrijk om de ontwikkelingen nauwlettend te volgen.  

Wil je meer weten over schijnzelfstandigheid? Neem dan contact met ons op.

© 2025 Meijburg & Co is een Nederlandse maatschap van besloten vennootschappen, staat ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 53753348
en is aangesloten bij de wereldwijde KPMG organisatie van onafhankelijke entiteiten verbonden aan KPMG International Limited, een Engelse private company limited by guarantee.
Alle rechten voorbehouden.