Geen btw-betalingsverkeervrijstelling voor diensten in verband met exploitatie geldautomaat
Op 3 oktober 2019 heeft het Europese Hof van Justitie (‘HvJ’) in de zaak Cardpoint GmbH (nr. C-42/18) uitspraak gedaan over de reikwijdte van de btw-vrijstelling voor betalingsverkeer. Het HvJ oordeelt dat dienstverlening in verband met de exploitatie van geldautomaten, zoals aan de orde in deze zaak, niet in aanmerking komt voor de btw-vrijstelling voor betalingsverkeer.
1. Casus
Belanghebbende (Cardpoint) verricht diensten in verband met de exploitatie van geldautomaten die in eigendom zijn van zijn cliënt, een bank. In dat kader is Cardpoint verantwoordelijk voor het gebruiksklaar maken en houden van de geldautomaten. Daartoe installeert Cardpoint in de automaten de hard- en software die nodig zijn voor het naar behoren functioneren ervan en voorziet hij deze van het logo van de bank. Daarnaast zorgt Cardpoint voor het vervoer van de door de bank ter beschikking gestelde bankbiljetten en de bevoorrading van de geldautomaten. Tot slot verleent hij advies over de dagelijkse exploitatie van de geldautomaten. De betreffende bank heeft de dagelijkse werkzaamheden voor exploitatie dus bijna volledig aan Cardpoint uitbesteed.
Bij de geldautomaten kunnen rekeninghouders van verschillende banken geld opnemen. De opname van contanten verloopt als volgt. Zodra de rekeninghouder zijn bankkaart in een geldautomaat invoert, controleert de door Cardpoint geïnstalleerde software de kaart en wordt een goedkeuringsverzoek gestuurd aan de tussenpersoon Bank-Verlag. Via het interbancaire netwerk zet Bank-Verlag het goedkeuringsverzoek door aan de bank die de voor de geldopname gebruikte bankkaart heeft uitgegeven. Deze bank controleert het beschikbare tegoed van de rekeninghouder en accordeert de gewenste geldopname via dezelfde keten, waarna Cardpoint de geldopname uitvoert. Tegelijkertijd genereert Cardpoint een boekingsinstructie in de vorm van een dataset voor de bank die de betrokken geldautomaat exploiteert. Het is deze bank die de dataset vervolgens ongewijzigd in het systeem van de Duitse federale bank BBK invoert. Aanvullend stelt Cardpoint dagelijks een niet-wijzigbare lijst op van alle opnamehandelingen van de betrokken dag, die ook aan de BBK wordt gezonden. Door deze boekingen kan het vorderingsrecht van de bank die de betrokken geldautomaat exploiteert jegens de bank van de rekeninghouder die het geld heeft opgenomen, evenals de kosten daarvan, worden vastgesteld.
De vraag die de Duitse rechter aan het HvJ heeft voorgelegd, is of de door Cardpoint verrichte diensten die verband houden met de exploitatie van geldautomaten kwalificeren als ‘handelingen betreffende betalingen’ die van btw zijn vrijgesteld onder toepassing van de btw-vrijstelling voor betalingsverkeer, hoewel volgens het eerdere arrest Bookit (HvJ EU 26 mei 2016, C-607/14) technische en administratieve diensten die een dienstverrichter verleent in verband met kaartbetalingen voor de verkoop van bioscoopkaartjes niet zijn vrijgesteld.
2. Analyse arrest HvJ
Het HvJ refereert aan zijn eerdere rechtspraak, waarin is bepaald dat diensten worden aangemerkt als handelingen betreffende betalingen wanneer zij over het geheel genomen een afzonderlijk geheel vormen dat de kenmerkende en essentiële functies van een betaling vervult. Kenmerkend voor een betaling, zo herhaalt het HvJ, is dat een dergelijke handeling leidt tot een overmaking van geld en een wijziging in de juridische en financiële relatie tussen partijen. In dat verband moet volgens het HvJ sprake zijn van het verrichten van meer dan een eenvoudige materiële of technische dienst, wat gelet op de formulering van de prejudiciële vraag reeds bekend was bij de verwijzende rechter.
Hoewel het HvJ overweegt dat de opname van contanten bij een geldautomaat moet worden aangemerkt als een btw-vrijgestelde ‘betaling’ en de diensten van Cardpoint onontbeerlijk zijn voor de uitvoering hiervan, kunnen deze diensten volgens het HvJ niet als btw-vrijgestelde handelingen betreffende betalingen worden aangemerkt. De diensten van Cardpoint als zodanig leiden volgens het HvJ niet tot een geldoverdracht noch tot wijzigingen in de juridische en financiële relatie tussen partijen. Het is namelijk niet Cardpoint die de betrokken bankrekeningen debiteert en crediteert. Bovendien keurt Cardpoint zelf geen transacties goed. Hij heeft immers geen beslissingsbevoegdheid, maar geeft via een keten van tussenpersonen gegevens door aan de bank die de voor de betrokken opname gebruikte bankkaart heeft uitgegeven. Cardpoint volgt vervolgens de instructies van die bank op door de gevraagde contanten te verstrekken.
Het HvJ gaat verder in op het feit dat de levering van de contanten aan de gebruiker van de geldautomaat geen eigendomsoverdracht van Cardpoint is, maar van de bank die de bankkaart heeft uitgegeven en de geldopname heeft goedgekeurd. Uitsluitend de bank die de geldautomaat exploiteert, voert de datasets in het systeem van de BBK in. Daarmee is het naar het oordeel van het HvJ alleen de bank die wijzigingen aanbrengt in de financiële en juridische relatie tussen partijen. De dagelijkse niet-wijzigbare lijst met opnamehandelingen wordt slechts door Cardpoint aan de BBK gezonden met het doel de BBK op de hoogte te brengen van de uitgevoerde goedgekeurde handelingen. Het registreren van de opnamehandelingen vervult volgens het HvJ niet de kenmerkende en essentiële functies van een betaling.
Het HvJ vindt verder steun voor zijn oordeel in de doelstelling van de btw-vrijstelling voor betalingsverkeer, die bestaat uit het verhelpen van eventuele moeilijkheden bij de vaststelling van de tegenprestatie en de maatstaf van heffing. Volgens het HvJ kan in dit geval echter zonder bijzondere moeilijkheden worden bepaald welke tegenprestatie Cardpoint voor zijn diensten ontvangt.
3. Belang voor de praktijk
Het HvJ heeft met deze zaak de contouren van de reikwijdte van de btw-vrijstelling voor betalingsverkeer nog strakker getrokken. Het oordeel van het HvJ in deze zaak bevestigt de beperkte reikwijdte van de btw-vrijstelling voor betalingsverkeer en het begrip ‘kenmerkende en essentiële functies van betalingen’. In het licht van de eerdere rechtspraak, waaronder de arresten Bookit en DPAS (HvJ EU 25 juli 2018, C-5/17), is het oordeel dan ook niet geheel verrassend. Het HvJ geeft in ieder geval verdere aanwijzingen voor de btw-behandeling van de verschillende diensten in de betalings- en geldverwerkingsketen. Zo blijkt voor toepassing van de btw-vrijstelling onder meer van belang of de dienstverrichter de beslissingsbevoegdheid heeft om betalingen te accorderen of dat hij de betrokken bankrekeningen zelfs rechtstreeks kan debiteren en crediteren.
Met name voor partijen die uitbestede financiële en bancaire diensten voor financiële instellingen verrichten maar zelf niet als zodanig kwalificeren, lijkt toepassing van de btw-vrijstelling op deze wijze steeds verder weg te geraken. De strikte koers die het HvJ hanteert, komt steeds meer op gespannen voet te staan met de wens om het betalingsverkeer betaalbaar en toegankelijk te houden. De feitelijke werkzaamheden en functies van de dienstverlener binnen de keten, alsmede de wijze van contracteren, blijven uiteraard cruciaal voor vaststelling van de juiste btw-behandeling. Dat geldt voor de btw-vrijstelling voor betalingsverkeer, maar ook voor andere btw-vrijstellingen. Zo zou in een situatie als die in de onderhavige zaak de btw-vrijstelling voor handelingen inzake chartaal geld mogelijk nog toepassing kunnen vinden. De verwijzende rechter heeft over die vrijstelling echter geen vraag gesteld en daardoor heeft het HvJ daar ook geen aandacht aan besteed.
Vanzelfsprekend kunnen de adviseurs van de Indirect Tax Financial Services Group van Meijburg & Co u helpen bij het in kaart brengen van de mogelijke impact van dit arrest op uw onderneming. Neemt u gerust contact op met een van hen, of met uw gebruikelijke adviseur.