Een jaar langer de tijd om te herstructureren naar een inkoopfonds
Op 6 november 2024 is een nota van wijziging op het Belastingplan 2025 ingediend bij de Tweede Kamer. In de nota wordt voorgesteld om beleggingsfondsen onder voorwaarden een jaar langer de tijd te geven om te herstructureren naar een zogeheten inkoopfonds. Hiermee wordt beoogd te voorkomen dat een fonds voor korte tijd als non-transparant (zelfstandig belastingplichtig) kwalificeert bij de inwerkingtreding van de nieuwe regels per 1 januari 2025.
Achtergrond
Het (open) fonds voor gemene rekening (fgr) is voor Nederlandse heffingsdoeleinden zelfstandig belastingplichtig (non-transparant). Met ingang van 1 januari 2025 wijzigt de definitie van het fgr en wordt het fgr gedefinieerd als:
‘een fonds ter verkrijging van voordelen voor de deelgerechtigden door het voor gemene rekening beleggen of anderszins aanwenden van gelden, mits dit fonds wordt aangemerkt als een beleggingsfonds of fonds voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en de deelgerechtigdheid in dit fonds blijkt uit verhandelbare bewijzen van deelgerechtigdheid. (…) De bewijzen van deelgerechtigdheid worden niet als verhandelbaar aangemerkt indien vervreemding uitsluitend kan plaatsvinden aan het fonds voor gemene rekening.’
Het fgr is een opzichzelfstaand fiscaal verschijnsel (contract sui generis). Ook een maatschap of een commanditaire vennootschap en daarmee vergelijkbare buitenlandse rechtsvormen, zoals limited partnerships, kunnen daardoor bijvoorbeeld kwalificeren als een (fiscaal non-transparante) fgr ingeval zij voldoen aan alle voorwaarden van het fgr. Die voorwaarden houden per 1 januari 2025, samengevat, het volgende in:
- er moet sprake zijn van beleggen in fiscale zin (normaal vermogensbeheer);
- dit beleggen gebeurt voor en ten behoeve van meerdere beleggers;
- het fonds is een beleggingsfonds of fonds voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wft, c.q. de ICBE-richtlijn of de AIFM-richtlijn, daaronder ook begrepen fondsen die onder artikel 1:13a Wft of artikel 2:66a Wft (‘light-regime’) vallen; en
- er is sprake van verhandelbare bewijzen van deelgerechtigdheid.
De voorwaarde van de verhandelbaarheid van de bewijzen van deelgerechtigdheid in het fgr houdt in dat de bewijzen (ook) aan derden kunnen worden vervreemd. Anders geformuleerd, van verhandelbaarheid is geen sprake indien de vervreemding uitsluitend kan plaatsvinden aan het fonds voor gemene rekening; een zogeheten inkoopfonds (zie ook de laatste zin van de wettelijke definitie). Dit is een wijziging ten opzichte van huidig recht, op grond waarvan ook sprake kan zijn van niet-verhandelbaarheid als alle deelgerechtigden toestemming moeten geven voor vervreemding, maar dit toestemmingsvereiste komt per 1 januari 2025 te vervallen. Vanwege het gebrek aan verhandelbaarheid is een inkoopfonds fiscaal transparant (niet-zelfstandig belastingplichtig). Uit de fondsvoorwaarden moet overigens blijken dat er een inkoopverplichting geldt. Daarbij komt de beheerder van het fgr enige ruimte toe voorwaarden te stellen aan het moment waarop die verkoop gestand wordt gedaan, bijvoorbeeld op een of meerdere vaste momenten per jaar, met als doel het bestaan van dat fgr niet in gevaar te brengen.
Inhoud nota van wijziging
De wijziging van de fgr-definitie per 1 januari 2025 kan tot gevolg hebben dat (vreemdrechtelijke) lichamen of rechtsfiguren die onder het huidige recht niet-zelfstandig belastingplichtig zijn, met ingang van 1 januari 2025 zelfstandig belastingplichtig worden omdat zij vanaf dat moment voldoen aan de nieuwe voorwaarden voor het zijn van fgr. Het kabinet heeft vanuit de praktijk en vanuit de Belastingdienst signalen ontvangen dat sommige beleggingsfondsen wel de intentie hebben om met ingang van 1 januari 2025 een inkoopfonds te worden, maar dat het praktisch niet of vrijwel onmogelijk is om dit te regelen voor 1 januari 2025. Zonder wettelijk ingrijpen zou dit betekenen dat deze fondsen in 2025 voor korte tijd zelfstandig belastingplichtig worden. Dit vindt het kabinet onwenselijk.
Het kabinet stelt in de nota van wijziging daarom voor dat de bewijzen van deelgerechtigdheid in een fonds met ingang van 1 januari 2025 worden geacht niet verhandelbaar te zijn indien, samengevat, is voldaan aan de volgende voorwaarden:
- zonder de maatregel uit deze nota van wijziging zou het (vreemdrechtelijke) lichaam of rechtsfiguur per 1 januari 2025 zelfstandig belastingplichtig worden op grond van de dan geldende fgr-bepaling in de Wet Vpb 1969;
- het (vreemdrechtelijke) lichaam of rechtsfiguur is direct voorafgaand aan 1 januari 2025 niet-zelfstandig belastingplichtig voor de Wet Vpb 1969 (dus fiscaal transparant);
- uiterlijk op 31 december 2025 is geregeld dat de vervreemding van de bewijzen van deelgerechtigdheid in het fonds uitsluitend kan plaatsvinden aan het fgr;
- vóór 1 januari 2025 bestaat het voornemen om aan de voorwaarde in onderdeel 3 te voldoen.
Met betrekking tot de voorwaarde 4 geldt dat (de beheerder van) het fonds aannemelijk moet kunnen maken dat reeds vóór 1 januari 2025 bij (de beheerder van) dat fonds het voornemen bestond om aan de voorwaarde in onderdeel 3 te voldoen. Aan deze voorwaarde kan bijvoorbeeld worden voldaan door het verstrekken van notulen of correspondentie waaruit blijkt dat dit voornemen al voor 1 januari 2025 bestaat.
Wilt u meer weten, neem dan gerust contact met ons of met uw gebruikelijke Meijburgadviseur op.