Don’t always pursue a ruling, but always consider one
Toen ik onlangs het Jaarverslag 2022 van de Belastingdienst met betrekking tot rulings met een internationaal karakter las, moest ik denken aan een anekdote uit de oude doos die een oud-collega me ooit vertelde. Hij ging met een jonge collega op bezoek bij het rulingteam van de Belastingdienst om een mogelijke rulingaanvraag te bespreken. Hij beschreef zijn collega vooraf de ambiance waar ze terecht zouden komen als “(…) een ruimte waar de gordijnen dichtgetrokken zouden worden en waar in een ambiance van cognac en sigaren een afspraak onderhandeld zou worden (...)”. De werkelijkheid bleek anders. Na een kwartier stonden ze weer buiten met nul op het rekest. Een grote teleurstelling voor de jonge collega. De perceptie van de rulingpraktijk is vaker gebleken niet geheel in lijn met de werkelijkheid te zijn.
Waar de rulingpraktijk ‘vroeger’ werd gezien als een fundamentele pijler van het Nederlandse vestigingsklimaat, wordt het vooroverleg nu door de Belastingdienst omschreven als ‘een belangrijk element in het toezicht van de Belastingdienst’.
Nadenkend over de toegevoegde waarde van een ruling (zekerheid vooraf over de juiste toepassing van wet- of regelgeving op het gebied van belastingen; als een ruling ziet op verrekenprijzen, dan wordt het een 'advance pricing agreement’ ofwel APA genoemd), bleek onlangs dat ik minstens evenveel redenen kon bedenken waarom een ruling niet altijd een goed idee zou zijn.
Dan denk ik met name aan de eisen die de Belastingdienst vanaf 1 juli 2019 stelt aan toegang tot de rulingpraktijk. Die eisen zijn bedoeld om de rulingpraktijk overzichtelijker qua proces, robuuster en meer transparant te maken. Een van de – begrijpelijke – eisen die sinds die datum worden gesteld is dat er voldoende relevante economische activiteit in Nederland plaatsvindt (‘nexus-eis’). Deze eis geeft ruimte voor subjectieve interpretatie en onzekerheid. Het gaat daarbij namelijk om significant meer aanwezigheid in Nederland dan het lijstje met minimum substance-eisen al sinds 2001 vereiste. Daarnaast mag het motief van de aanvraag niet gericht zijn op belastingbesparing in Nederland noch in het buitenland. De ruling mag verder niet zien op transacties met ‘laagbelastende’ landen. Dat lijkt best logisch, maar bedenk dat het ook om bonafide transacties kan gaan waarbij totaal geen sprake is van een belastingbesparend motief. Bovendien wordt in het kader van de wens tot meer transparantie een samenvatting van de ruling uitgewisseld met andere belastingautoriteiten. Uitwisseling van informatie over een ruling kan in de praktijk leiden tot vragen uit diverse landen, met een bijbehorende administratieve last waar je niet op zit te wachten.
Sinds de wijzigingen in 2019 wordt een samenvatting van de ruling binnen drie weken gepubliceerd op de website van de Belastingdienst. Deze samenvattingen blijken in de praktijk goed geanonimiseerd te worden, zodat ze niet herleidbaar zijn tot specifieke belastingplichtigen. De wens tot meer transparantie in de rulingpraktijk is begrijpelijk met het oog op discussies in de politieke en publieke arena. Het maakt de gang naar het rulingteam er niet per se aantrekkelijker op voor belastingplichtigen. Meer recent werden aanvullende transparantie-eisen toegevoegd met betrekking tot aandeelhouders die minstens 5% van de aandelen in een structuur hebben.
Desondanks constateer ik dat er nog voldoende redenen zijn om een rulingverzoek in ieder geval te overwegen. En in veel gevallen zal de weegschaal tussen voor- en nadelen van een ruling doorslaan naar de voordelen. Cruciaal is denk ik het toenemende belang van zekerheid in tijden waarin de internationale wet- en regelgeving voor internationale ondernemingen continu aan verandering onderhevig is. In de praktijk zie je diverse stakeholders belang hechten aan een ‘goedkeurende stempel’ van de Belastingdienst. Denk bijvoorbeeld aan de CEO of CFO, maar ook aan de accountant of de raad van commissarissen. Ook is het zo dat bepaalde buitenlandse belastingautoriteiten waarde hechten aan de opinie van de Nederlandse Belastingdienst. Een ruling kan leiden tot een lager risico op dubbele belastingheffing. Mocht toch sprake zijn van dubbele heffing, dan mag je bovendien met een Nederlandse ruling op zak vertrouwen op steun van Nederlandse zijde in een eventuele onderlinge overlegprocedure (‘MAP’).
Ten slotte wil ik wijzen op de tendens tot het aangaan van bi- of multilaterale rulingtrajecten. Een overeenkomst tussen de verschillende betrokken landen kan van grote waarde zijn. De Nederlandse Belastingdienst stimuleert de aanvraag van dergelijke bi- of multilaterale rulings. De afgelopen jaren is een toename te zien van dergelijke rulings. Het aantal lokale, unilaterale rulings loopt terug ten opzichte van het aantal bi- of multilaterale rulings. Een dergelijk proces vergt veel van de communicatie tussen verschillende landen. En niet alle landen zijn in dit opzicht even bedreven als de Nederlandse competente autoriteiten. Maar een positieve uitkomst kan een internationaal opererend concern bijzonder veel zekerheid bieden.
Daarom: don’t always pursue a ruling, but always consider one.
Benieuwd naar wat Meijburg kan betekenen voor jouw organisatie op het gebied van tax controversy- en tax dispute-management? Neem contact op met Jens Lamberg - Karreman voor een oriënterend adviesgesprek.