Box 3: rechtsherstel, de toekomst en lopende processen

15 april 2022
Box 3: rechtsherstel, de toekomst en lopende processen

Op vrijdag 15 april 2022 heeft staatssecretaris Van Rij van Financiën twee brieven aan de Tweede Kamer gestuurd over box 3. De ene brief houdt verband met het op 24 december 2021 gewezen arrest van de Hoge Raad waarin werd geoordeeld dat de box 3-heffing voor de jaren 2017-2022 op stelselniveau in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) (het Kerstarrest). In de Kamerbrief wordt ingegaan op hoe rechtsherstel kan worden geboden voor de belastingjaren 2017-2022, het aanpassen van de wet voor de jaren 2023 en 2024 en de lopende (aangifte)processen. Uit de brief blijken nog geen definitieve standpunten. De brief is bedoeld als voorbereiding van de Kamerleden op de technische briefing op 19 april aanstaande. Pas rond 1 juli 2022 zal de hersteloperatie aanvangen en zal duidelijk zijn welke belastingplichtigen rechtsherstel krijgen en op welke wijze het rechtsherstel zal plaatsvinden. In de tweede brief (contourennota) wordt ingegaan op de contouren van een box 3-heffing op basis van werkelijk rendement, zoals dat vanaf 2025 zou moeten gaan gelden. Hierna bespreken wij deze punten kort.

Rechtsherstel voor de jaren 2017-2022

Doelgroep rechtsherstel

Het Kerstarrest dwingt het kabinet om rechtsherstel te bieden. Voor de jaren 2017-2020 krijgen belastingplichtigen die massaal bezwaar hebben gemaakt of waarvan de aanslag nog niet onherroepelijk vaststaat sowieso rechtsherstel. Of belastingplichtigen waarvan de aangifte over die jaren wel onherroepelijk vaststaat ook gecompenseerd worden, is niet zeker. Dit vergt een politiek-bestuurlijk besluit. Voor de jaren 2021 en 2022 komen alle belastingplichtigen in aanmerking voor rechtsherstel.

Twee varianten voor rechtsherstel

De enige uitvoerbare en voor het kabinet acceptabele wijze van rechtsherstel gaat uit van de werkelijke vermogensmix, met een nieuwe forfaitaire berekening die beter aansluit bij het werkelijk rendement. Het kabinet overweegt twee varianten.

Variant 1 – de forfaitaire spaarvariant

Deze variant gaat uit van drie forfaits. Voor spaargeld, schulden en overige bezittingen. Voor spaargeld wordt uitgegaan van een actuele spaarrente. Deze komt uit op 0,25% in 2017 aflopend naar ongeveer 0% in de jaren erna. Voor schulden wordt aangesloten bij de hypotheekrente: van ruim 3% aflopend naar iets minder dan 2,5%. Voor de overige bezittingen wordt – net als in het huidige box 3-stelsel – uitgegaan van het meerjarige gemiddelde rendement voor beleggingen. Dit is een gewogen rendement van het meerjarige gemiddelde rendement van obligaties, aandelen en vastgoed.

Variant 2 – de forfaitaire variant voor alle vermogenscategorieën.

Bij deze variant worden voor alle rubrieken uit de belastingaangifte de forfaits aangepast aan de gemiddelde rendementen voor de verschillende vermogenscategorieën in het betreffende belastingjaar, zodat het forfaitaire rendement (gemiddeld) zo goed mogelijk aansluit bij het werkelijke rendement in de betreffende jaren.

Aanvullend rechtsherstel per belastingplichtige

Omdat beide varianten uitgaan van forfaitaire rendementen, zal voor de meeste belastingplichtigen het nieuw berekende rendement niet precies gelijk zijn aan het werkelijk behaalde rendement. Dit is inherent aan werken met forfaits. Daarom zal er – onafhankelijk van de variant – een groep belastingplichtigen zijn met een lager werkelijk rendement dan het (nieuw) forfaitair berekende rendement. Belastingplichtigen hebben op grond van wet- en regelgeving toegang tot rechtsmiddelen om over hun rechtsherstel te procederen. Deze procedures zouden op twee manieren kunnen worden afgehandeld.

Variant A – direct tegenbewijs in behandeling nemen

Bij deze variant zouden belastingplichtigen gestructureerd en onderbouwd aan moeten geven dat hun werkelijk rendement lager is dan het (nieuw) forfaitair berekende rendement. Deze bezwaren zouden vervolgens automatisch kunnen worden afgehandeld.

Variant B – tegenbewijs na meer juridische duidelijkheid

Bij deze variant zouden enkele zaken worden geselecteerd om meer duidelijkheid te krijgen over de bedoeling van de Hoge Raad over de reikwijdte van het rechtsherstel en het verder in te kaderen. Aan andere belastingplichtigen zou worden gevraagd nog geen procedures te starten of worden voorgesteld hun verzoek of bezwaar aan te houden totdat er meer helderheid is. Zodra meer duidelijkheid is, zouden de zaken kunnen worden afgehandeld.

Kort en goed wordt geconcludeerd dat geen van beide varianten ‘goed’ is. Beide varianten hebben bijvoorbeeld grote implicaties voor de uitvoering door de Belastingdienst.

Wetgeving jaren 2023 en 2024

Voor de jaren 2023 en 2024 zal spoedwetgeving worden ingevoerd. De spoedwetgeving betreft in feite de omzetting in wetgeving van de gekozen variant voor rechtsherstel in de jaren 2017-2022. Belangrijk verschil ten opzichte van het rechtsherstel is dat de heffing bij de spoedwetgeving voor belastingplichtigen ook hoger kan uitkomen dan in het huidige box 3-stelsel het geval zou zijn geweest. Degenen die profijt hadden van de forfaitaire vermogenssamenstelling in box 3 in de jaren 2017-2022 hoeven onder het rechtsherstel namelijk niet extra te betalen, omdat daar geen wettelijke basis voor is.

Wetgeving jaren 2025 en verder

Het kabinet stelt voor het box 3-stelsel vanaf 2025 vorm te gegeven als een vermogensaanwasbelasting, waarbij jaarlijks belasting wordt geheven over de reguliere inkomsten (zoals rente, dividend, huur en pacht) en de waardeontwikkeling van vermogensbestanddelen (zoals koerswinst of koersverlies van aandelen en waardestijging of waardedaling van onroerende zaken). Voor onroerende zaken zal in eerste instantie nog gebruik worden gemaakt van forfaits. Zo wordt de waardeontwikkeling van bijvoorbeeld een aandelenportefeuille van jaar tot jaar belast en niet pas in het jaar waarin een deel van de aandelen wordt verkocht. Op deze manier wordt langdurig uitstel van belastingheffing voorkomen. In het stelsel vanaf 2025 op basis van het werkelijk rendement zal ook rekening gehouden worden met bepaalde kosten en zal een vorm van verliesverrekening worden ingebouwd binnen box 3. Een belastingheffing op basis van werkelijk rendement is naar zijn aard ingewikkelder dan het werken met forfaits. Belastingplichtigen zullen meer moeten administreren en ook zullen banken en verzekeraars (de zogenoemde ketenpartners) forse extra inspanningen moeten verrichten om gegevens aan te leveren bij de Belastingdienst. Om de box 3-heffing op basis van het werkelijke rendement op 1 januari 2025 te kunnen realiseren, zal het wetgevingstraject uiterlijk eind 2023 moeten zijn afgerond.

Lopende processen

Voor de jaren 2017-2020

De staatssecretaris zal proberen uiterlijk op 4 augustus 2022 de belastingaanslagen waartegen het massaal bezwaar zich richtte te (her)beoordelen en eventueel te verminderen in lijn met het Kerstarrest. Of ook andere belastingaanslagen worden verminderd (al dan niet later dan 4 augustus 2022), is afhankelijk of de doelgroep voor het rechtsherstel wordt uitgebreid en dat vergt – zoals gezegd – een nog te nemen politiek-bestuurlijk besluit.

Voor het jaar 2021

De Belastingdienst heeft het Kerstarrest nog niet verwerkt in het digitale aangifteprogramma voor het belastingjaar 2021 (waarvoor vanaf 1 maart 2022 aangifte kan worden gedaan) waardoor de berekeningen van het inkomen en de drempels en de verschuldigde belasting bij veel aangiften met box 3-vermogen niet juist zijn. Bij de definitieve aanslag zal daarmee wel rekening gehouden worden.

Voor het jaar 2022

Bij belastingplichtigen die een voorlopige aanslag 2022 met inkomen uit box 3 hebben ontvangen, klopt het bedrag op de voorlopige aanslag mogelijk niet. Deze belastingplichtigen kunnen er daarom voor kiezen om de voorlopige aanslag nog niet geheel te voldoen. De Belastingdienst zal voor de niet betaalde termijnen geen betalingsherinnering of aanmaning sturen. Over een voorlopige aanslag 2022 zal voorts geen invorderingsrente worden gerekend. Dit zal wettelijke worden vastgelegd. De ‘invorderingspauze’ duurt tot het moment dat belastingplichtigen in 2023 de (voorlopige of definitieve) aanslag naar aanleiding van de aangifte 2022 over belastingjaar 2022 hebben ontvangen. Daarbij zal de Belastingdienst rekening houden met het arrest van de Hoge Raad. Het bedrag dat een belastingplichtige met de voorlopige aanslag 2022 misschien te veel betaalt, wordt met de definitieve aanslag inkomstenbelasting 2022 verrekend.

Budgettaire dekking

Het kabinet gaat op zoek naar dekking voor de budgettaire derving die het rechtsherstel met zich brengt – welke variant en welke doelgroep ook wordt gekozen. Het uitgangspunt hierbij is dat de derving in principe binnen de kabinetsperiode wordt gedekt en daarbij wordt ook gekeken naar het domein vermogen. Bij voorjaarsnota, uiterlijk 1 juni 2022, wordt de Kamer op de hoogte gebracht van de uitkomsten van deze weging.

Commentaar KPMG Meijburg & Co

Het kabinet en de Belastingdienst moeten door het Kerstarrest flink aan de slag met box 3. Voor de jaren 2017-2022 moet rechtsherstel geboden worden. Het kabinet wil aan de Kamerleden zo goed mogelijk uitleggen waar de knelpunten zitten. Daardoor duurt het proces wel langer en moeten belastingplichtigen nog even wachten op duidelijkheid (vanaf 1 juli a.s. zal de hersteloperatie kunnen starten). Voor 2023 en 2024 zal een overgangsregime gelden dat zal aansluiten bij het stelsel voor 2017-2022. Het grote verschil is dat voor die jaren belastingplichtigen ook ‘slechter’ af kunnen zijn, waar voor de jaren 2017-2022 de belastingplichtige alleen ‘beter’ af kan zijn. Vanaf 2025 zal de box 3-heffing gebaseerd worden op het werkelijk rendement. Dit zal wederom een ingrijpende wijziging betekenen voor beleggers. Wat opvalt is dat in beide brieven nauwelijks aandacht wordt besteed aan de samenhang met de toeslagen, met beleggers in box 2 en dat nog veel details moeten worden ingevuld. Beleggers zullen de komende jaren hun bezittingen en schulden fiscaal nog vaak tegen het licht moeten houden.

Mocht u naar aanleiding van het voorgaande vragen hebben, dan staan de Meijburgadviseurs u graag bij met hun expertise.

© 2024 Meijburg & Co is een Nederlandse maatschap van besloten vennootschappen, staat ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 53753348
en is aangesloten bij de wereldwijde KPMG organisatie van onafhankelijke entiteiten verbonden aan KPMG International Limited, een Engelse private company limited by guarantee.
Alle rechten voorbehouden.