Besluit winstallocatie vaste inrichtingen 2022
Het nieuwe besluit inzake winstallocatie aan vaste inrichtingen is gepubliceerd op 1 juli 2022. Dit besluit vervangt het oude besluit van 15 januari 2011. Het doel van het besluit is duidelijkheid te geven over de wijze waarop de Belastingdienst de winstallocatie aan vaste inrichtingen beoordeelt. De belangrijkste wijzigingen zijn het verwerken van de resultaten van het BEPS-project van de OESO en de in 2012 in de Wet op de vennootschapsbelasting (‘Wet Vpb’) geïntroduceerde objectvrijstelling. Verder zijn er een aantal redactionele wijzigingen aangebracht en zijn verwijzingen naar andere besluiten en documenten geactualiseerd.
Hieronder volgt een korte weergave van de belangrijkste wijzigingen in het besluit.
1. Risicoallocatie, ‘control over risk’
Het besluit verwijst naar de geüpdatete OESO Transfer Pricing-richtlijnen. Specifiek verwijst het nieuwe besluit ernaar dat ‘control over risk’ bestaat uit de volgende elementen:
- de beslissingsbevoegdheid om een risicovolle kans op te pakken, uit te stellen of af te wijzen;
- de mogelijkheid om beslissingen te nemen of, en hoe, opvolging gegeven wordt aan dergelijke risicovolle kansen.
Tevens wordt in het besluit opgemerkt dat van belang is dat beide partijen niet alleen de capaciteiten voor risicoallocatie hebben, maar dat zij die ook functioneel kunnen uitvoeren.
2. Objectvrijstelling
Met ingang van 1 januari 2012 is voor (buitenlandse) vaste inrichtingen de objectvrijstelling in de Wet Vpb geïntroduceerd. Door deze objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten worden zowel de positieve als de negatieve resultaten van de buitenlandse vaste inrichting uit de wereldwinst van een Nederlandse belastingplichtige geëlimineerd. Voor de winsttoerekening aan vaste inrichtingen in verdragssituaties is het van toepassing zijnde artikel in het verdrag relevant. Voor de winsttoerekening aan vaste inrichtingen in niet-verdragssituaties moet worden aangesloten bij de meest recente tekst van artikel 7 van het OESO-modelverdrag.
3. Dubbele niet-belasting
Indien en voor zover een belastingplichtige bij de winstallocatie in de betrokken landen afwijkende keuzes maakt die ertoe leiden dat een deel van de winst van de vaste inrichting niet in de heffing van een naar de winst geheven belasting wordt betrokken, kan de Belastingdienst afwijken van het beleid zoals beschreven in het besluit om te komen tot een uitkomst die niet leidt tot dubbele niet-belasting.
Commentaar KPMG Meijburg & Co
Het besluit geeft een toelichting over de wijze waarop de Belastingdienst de winstallocatie aan vaste inrichtingen beoordeelt. Het aantal inhoudelijke wijzigingen in het nieuwe besluit ten opzichte van het oude besluit van 15 januari 2011 is beperkt. De aanpassingen in het besluit bestaan met name uit nieuwe passages over de reeds per 1 januari 2012 geïntroduceerde objectvrijstelling en een reactie op internationale ontwikkelingen, zoals de aanpassingen van de OESO Transfer Pricing-richtlijnen. De meeste wijzigingen betreffen echter redactionele wijzigingen en geüpdatete verwijzingen naar andere besluiten en documenten.
Mocht u naar aanleiding van het voorgaande vragen hebben, dan staan de Meijburgadviseurs u vanzelfsprekend graag bij met hun expertise.