Belastingplan 2020: inkomstenbelasting
Tweeschijvenstelsel box 1
Het kabinet stelt voor om de invoering van het tweeschijvenstelsel te versnellen. De invoering die aanvankelijk per januari 2021 zou plaatsvinden, wordt in het nieuwe voorstel al per 1 januari 2020 gerealiseerd. Het toptarief komt daardoor in 2020 al uit op 49,5%. Het basistarief (inclusief premies volksverzekeringen) wordt 37,35% in 2020 en 37,10% in 2021. Dit basistarief geldt voor het inkomen tot en met € 68.507. Voor AOW-gerechtigden gaat tot een inkomen van grofweg € 35.000 in 2020 een tarief gelden van 19,45% en in 2021 een tarief van 19,20%.
Verlaging zelfstandigenaftrek
De zelfstandigenaftrek wordt versoberd. Het kabinet stelt voor de zelfstandigenaftrek per 2020 met acht stappen van € 250 en één stap van € 280 te verlagen naar € 5.000 in 2028. Daar staat tegenover dat de arbeidskorting wordt verhoogd.
Afschaffing aftrek scholingsuitgaven (2021)
Het kabinet wil de huidige fiscale aftrek van scholingsuitgaven in de inkomstenbelasting vervangen door een individuele leerrekening, de zogenoemde Subsidieregeling ‘STAP-budget’. De introductie van deze regeling loopt echter vertraging op, zodat scholingsuitgaven in ieder geval in 2020 nog aftrekbaar zijn. Wel is het wetsvoorstel tot afschaffing van de aftrek van scholingsuitgaven al in het pakket Belastingplan 2020 opgenomen, zodat mensen bij hun scholingskeuze rekening kunnen houden met de voorgenomen wijzigingen. Voor de situatie waarin iemand al scholingsuitgaven in aftrek heeft gebracht en na afschaffing een bedrag terugontvangt is in het wetsvoorstel overgangsrecht opgenomen.
Continuering overgangsrecht voor hybride saldolijfrenten en bepaalde buitenlandse pensioenen
Het overgangsrecht voor hybride lijfrenten van voor 2001 wordt gecontinueerd. Bij de invoering van de Wet IB 2001 is overgangsrecht opgenomen voor de destijds bestaande (saldo)lijfrenten. Het gaat zowel om lijfrenten waarvan de premies in het geheel niet aftrekbaar waren (zuivere saldolijfrenten), als om diverse vormen van lijfrenten waarvan de premies deels wel en deels niet in aftrek konden worden gebracht (hybride lijfrenten). Het overgangsrecht eindigt op 31 december 2020. Op dat moment gaan deze lijfrenten in de regel van box 1 naar box 3 en moet in box 1 belasting worden betaald over de waarde van (dit deel van) de saldolijfrente verminderd met de niet-afgetrokken premies. Voorgesteld wordt om voor de hybride lijfrenten het overgangsrecht per 1 januari 2021 niet te beëindigen en tevens de afrekenverplichting af te schaffen. De afrekenplicht voor zogenoemde zuivere saldolijfrenten blijft bestaan. Bepaalde buitenlandse pensioenregelingen vielen onbedoeld ook onder de overgangsregeling en dus afrekenverplichting per 31 december 2020. Dit onbedoelde effect wordt thans ook gerepareerd door deze pensioenen uit de overgangsregeling te halen. Daarmee vervalt voor deze regelingen ook de afrekenverplichting.
Aftrekposten in box 1 geleidelijk naar basistarief (geen onderdeel pakket Belastingplan 2020)
Met ingang van 1 januari 2020 wordt het tarief waartegen aftrekposten in box 1 in aanmerking kunnen worden genomen versneld afgebouwd. Het betreft:
- de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning (zoals hypotheekrenteaftrek);
- de ondernemersaftrek;
- de mkb-winstvrijstelling;
- de terbeschikkingstellingsvrijstelling;
- de persoonsgebonden aftrek (partneralimentatie, uitgaven voor specifieke zorgkosten, weekenduitgaven voor gehandicapten, scholingsuitgaven, aftrekbare giften en – op grond van overgangsrecht – verliezen op beleggingen in durfkapitaal).
Deze aftrekposten kunnen, voor zover ze in de hoogste schijf vallen, in 2020 slechts tegen 46% in aftrek worden gebracht (in plaats van 49,5%). In 2021 gaat de aftrek naar 43%, in 2022 naar 40% en in 2023 uiteindelijk naar 37,10%, het nieuwe basistarief zoals dat vanaf 2021 geldt.
Verhoging box 2-tarief (geen onderdeel pakket Belastingplan 2020)
Als maatregel die al samenhing met de oorspronkelijk geplande tariefverlaging in de vennootschapsbelasting wordt het box 2-tarief in de inkomstenbelasting verhoogd naar 26,25% in 2020 en 26,9% vanaf 2021. Het verhoogde tarief gaat ook gelden voor bestaande aanmerkelijkbelangclaims. Het gecombineerde tarief (vennootschapsbelasting plus box 2) zal, afhankelijk van met name de omvang van de winst van de vennootschap, op basis van de huidige voorstellen vanaf 2021 fluctueren tussen 37,87% en 42,76%.
Geleidelijke uitfasering aftrek geen of geringe eigenwoningschuld (‘Hillenaftrek’, geen onderdeel pakket Belastingplan 2020)
De aftrek wegens geen of een geringe eigenwoningschuld (‘Hillenaftrek’) bewerkstelligt dat belastingplichtigen die hun eigenwoningschuld (bijna) volledig hebben afgelost en dus (bijna) geen rente meer betalen, een aftrekpost ontvangen die tot 2019 gelijk is aan het eigenwoningforfait (minus de eventueel nog resterende rente). Vanaf 2019 wordt de Hillenaftrek in dertig jaar in gelijke stappen uitgefaseerd. In 2020 wordt de aftrek dus nog maar voor 93 1/3% in aanmerking genomen.
Maatregel tegen excessief lenen bij eigen vennootschap (2022, geen onderdeel pakket Belastingplan 2020)
Van 4 maart 2019 tot 1 april 2019 was de internetconsultatie van het conceptwetsvoorstel Wet excessief lenen bij eigen vennootschap. Dit voorstel was in september 2018 op Prinsjesdag al aangekondigd. Er wordt voorgesteld om bij aanmerkelijkbelanghouders die lenen bij hun vennootschap een fictief voordeel als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking te nemen voor zover het totaalbedrag van deze leningen uitstijgt boven € 500.000, eigenwoningschulden uitgezonderd. De maatregel gaat voor het eerst gelden voor het kalenderjaar 2022. Het wetsvoorstel zelf moet nog worden ingediend en wordt dit najaar verwacht.
Aanpassing box 3 (2022, geen onderdeel pakket Belastingplan 2020)
Op 6 september 2019 heeft de staatssecretaris van Financiën bekendgemaakt dat er voor de zomer van 2020 een wetsvoorstel komt om de heffing over inkomen uit sparen en beleggen in box 3 aan te passen. Dit is ingegeven door de sterke daling van de spaarrente in de afgelopen jaren en de daaruit voortvloeiende brede maatschappelijke wens om de box 3-heffing beter te laten aansluiten bij het werkelijke rendement van de individuele belastingplichtige. In het voorstel wordt gerekend met de werkelijke verhouding tussen spaargeld, beleggingen en schulden van de belastingplichtige. Over het spaargeld wordt dan een forfaitaire rente berekend, die aansluit bij de meest recent beschikbare (gemiddelde) spaarrente en daardoor ook vele malen lager is dan het veronderstelde rendement op beleggingen. Volgens de eerste berekeningen zullen belastingplichtigen met uitsluitend spaargeld hierover tot circa € 440.000 effectief geen belasting meer betalen. Verder zullen beleggers met een vermogen onder circa € 30.000 die nu geen belasting betalen dat straks ook niet hoeven te doen. Voor degenen die wel belasting moeten betalen wordt het tarief circa 33%. Het nieuwe systeem is wel gevoeliger voor belastingontwijking. Er zullen dan ook maatregelen worden opgenomen in het aangekondigde wetsvoorstel om dit tegen te gaan, de zogenaamde anti-arbitragemaatregelen. Deze moeten nog nader worden uitgewerkt. Het streven is dat het nieuwe systeem per 1 januari 2022 in werking treedt.